Nieuwe artikel 18 onder kop: Verval en opnieuw toekennen van het recht
op uitkering komt als volgt te luiden:
1. Het recht op uitkering dat in verband met het niet voldoen aan de
voorwaarde, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a of b,
uitsluitend wordt vastgesteld ingevolge artikel 5, eerste lid,
vervalt met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en
wordt bij weer intredende onvrijwillige werkloosheid opnieuw
toegekend voor de resterende duur met ingang van de dag waarop de
laatstbedoelde werkloosheid ingaat, tenzij de belanghebbende ter
zake van deze laatstelijk opgetreden werkloosheid aanspraak heeft
op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of krachtens enige
publiekrechtelijke regeling inzake wachtgeld of uitkering.
2. voor toepassing van dit artikel wordt onder beeindiging van de
werkloosheid begrepen:
a. het aanvaard hebben van een naar zijn aard vaste dienstbetrek-
king;
b. het gedurende een periode van een maand vervuld hebben van een
naar zijn aard tijdelijke dienstbetrekking bij dezelfde werk-
gever, voorzover de omvang van de nieuwe dienstbetrekking ten
minste gelijk is aan die van de dienstbetrekking op basis
waarvan het recht op uitkering bestaat.
3. Een belanghebbende die bij afloop van de opnieuw toegekende
uitkering als bedoeld in het eerste lid, nog onvrijwillig werkloos
is, heeft opnieuw recht op een uitkering, mits de belanghebbende:
a. binnen 6 maanden na de dag waarop het rechtop uitkering ont-
stond als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, arbeid in
dienstbetrekking heeft aanvaard, en
b. in ten minste 13 weken opnieuw werkzaam is geweest als werkne-
mer als bedoeld in artikel 3 van de Werkloosheidswet.
4. Voor de toepassing van het derde lid worden weken waarop de
belanghebbende zonder te werken loon heeft ontvangen gelijkgesteld
met gewerkte weken.
5. De duur van de uitkering als bedoeld in het derde lid, bedraagt zes
maanden, verminderd met de resterende duur van de opnieuw
toegekende uitkering als bedoeld in het eerste lid.
6Burgemeester en wethouders beslissen over het opnieuw toekennen van
de uitkering als bedoeld in het eerste lid en op toekenning van een
uitkering als bedoeld in het derde lid, op schriftelijke aanvraag
door de belanghebbende. De stukken die burgemeester en wethouder
nodig achten voor de behandeling van de aanvraag dienen door of
vanwege de belanghebbende te worden overgelegd.
7. Het recht op uitkering vervalt wanneer de daartoe strekkende
aanvraag, bedoeld in het zesde lid en in artikel 4, achtste lid,
niet binnen een termijn van twee jaren na het ontstaan of het
opnieuw ontstaan van dat recht en bij burgemeester en wethouders is
ingekomen
Artikel 22
In artikel 19 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In eerste lid schrappen: "Bedoeld in artikel 4, lid 1" en "alsmede
de belanghebbende bedoeld in artikel 11, lid 1".