- 4 -
Tiidstippen van ontstaan van de belastingschuld en van de betaling
Artikel 13
1. De belastingschuld van de rechten als bedoeld in artikel 10 onder 1
ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar.
2. De belastingschuld van de rechten als bedoeld in artikel 10 onder 2
en artikel 11 ontstaat bij de aanvang van het verlenen van de
gevraagde dienst of bij de aanvang van het gebruik van de bezittin-
gen, werken of inrichtingen.
3. De rechten welke bij wege van aanslag worden geheven zijn invorder-
baar in vier termijnen, welke vervallen respektievelijk twee, drie,
vier en vijf maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
4. De rechten welke bij nota worden geheven zijn invorderbaar in 66n
termijn vervallende 66n maand na de dagtekening van de nota.
HOOFDSTUK IV - ALGEMENE BEPALINGEN
Belastingi aar
Artikel 14
Het belastingjaar is gelijk aan het kalender jaar.
Aanvang belastingplicht in de loop van het belastingjaar
Artikel 15
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
wordt de heffing, bedoeld in artikel 5 en worden de rechten, bedoeld in
artikel 10 onder 1 geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de
aanvang van de belastingplicht nog voile kalendermaanden in het belas
tingjaar overblijven.
Ontheffing ingeval van beeindiging van de belastingplicht in de loop
van het belastingjaar.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de inge-
volge de artikelen 5 en 10 onder 1 berekende bedragen, als na het
tijdstip van de beeindiging van de belastingplicht nog voile kalender
maanden overblijven.
Artikel 17 Overdracht bevoegdheid verzending aanslag bilietten
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging
of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van
de Invorderingswet 1990 voor de comptabele of de op grond van artikel
127a van de gemeentewet aangewezen funktionaris een andere gemeente-
ambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 18
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen en de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet
1990 gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambte-
naren der gemeentelijke belastingen.
- 5 -