5 3. Indien met betrekking tot een onroerend goed de in artikel 1 bedoelde uitzondering of een in artikel 7 bedoelde vrijstelling niet meer kan worden toegepast voor een belastingjaarvallende in het tijdvak als bedoeld in het tweede lid, wordt de heffingsgrondslag alsnog vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer, welke aan dat onroerende goed zou zijn toegekend op het direkt aan dat belastingjaar voorafgaande tijdstip dat ingevolge het bepaalde in het eerste lid in aanmerking zou zijn genomen, indien op dat tijdstip die uitzondering of die vrijstelling niet van toepassing was geweest. Een aldus vastgestelde heffingsgrondslag vindt toepassing voor elk belastingjaar - indien en voor zover daarvoor de evenbedoelde uitzondering of vrijstelling niet van toepassing is - vallende in een tijdvak als bedoeld in het tweede lid. 4. Indien de heffingsgrondslag op de voet van het eerste of het derde lid is vastgesteld en op enig tijdstip gedurende de eerste 5 jaren na een tijdstip als bedoeld in het eerste lid de waarde in het economische verkeer wijziging ondergaat als gevolg van, hetzij bouw, daaronder begrepen verbouwing of afbraak, hetzij verandering van bestemming, wordt in afwijking van het eerste, onderscheidenlijk het derde lid de hef fingsgrondslag opnieuw vastgesteld. Die nieuwe heffingsgrondslag wordt vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer welke in aanmerking zou zijn genomen, indien die bouw, afbraak of bestemmingsver- andering zijn beslag had gekregen op het tijdstip dat ingevolge het bepaalde in het eerste lid in aanmerking moet worden genomen. De aldus vastgestelde heffingsgrondslag treedt in de plaats van die welke op de voet van het eerste, onderscheidenlijk het derde lid laatstelijk is vastgesteld en vindt voor het eerst toepassing voor het belastingjaar volgende op dat waarin de wijziging van de waarde in het economisch verkeer is ingetreden. Artikel 6 (belastinetarief Voor elke voile f. 3.000,-- van de heffingsgrondslag bedraagt de belasting bedoeld in: 1. artikel 1., letter a. f. 5,97 2. artikel 1., letter b. f. 4,79 Artikel 7 (vriistelllngen) 1. Behoudens het bepaalde in het 2e lid wordt een in artikel 1 bedoelde belasting niet geheven terzake van: a. gebouwde eigendommen, met inbegrip van de ondergrond en van hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare ere-dienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag - anders dan kerkgenootschap- pen - die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genoot schappen ten grondslag liggende levensovertuiging;

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1991 | | pagina 91