GEMEENTE
LEEUWARDERADEEL
M
Of
Nr. 93/117f
Bijlage Standaardverordening op de heffing en de invordering van afvalstof-
fenheffing en reinigingsrechten, nr. 61al-RH-01
Gelet op de Algemene wet bestuursrecht (1992, Stb. 315), de Gemeentewet en
de Wet algemene bepalingen milieuhygiene (Stb. 1988, 313);
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 - Inleidende beoaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
a. een afvalstoffenheffing
b. reinigingsrechten
Artikel 2 - Begrinsomschriivingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen
(Stb. 1959, 301);
b. grof bedriifsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken,
afkomstig van bedrijven en instellingen, welk door aard, omvang of
hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
c. Burgemeester en wethouders: bestuursorgaan
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 - Belastingplicht en belastbaar feit
1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een direkte belasting geheven
van degene die feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien
waarvan ingevolge artikel 3 van de Afvalstoffenwet (Stb. 1977, 455)
een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen
geldt
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht van het perceel
feitelijk gebruik maakt;
b. ingeval een deel van een perceel ten gebruike is afgestaan:
degene die dat deel heeft afgestaan.
Artikel 4 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tiidsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtij dvak
of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtij dvak aan-
vangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijd-
vak, na de aanvang van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden
overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtij dvak ein-
digt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijd
vak, na het einde van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden
overblijven.
r
^pr-A*.