lijkheid tussen peuters ontstaan. De ene peuter wordt op de
leeftijd van drie jaar toegelaten en een andere peuter eerst
op de leeftijd van drie en half jaar en deze laatste peuter
kan de peutergroep dan nog maar enkele maanden bezoeken. Een
toelatingsgrens naar leeftijd kan dit voorkomen. Iedere peuter
kan vanaf de bepaalde datum worden geplaatst.
Wei menen wij dat aan de voornoemde optie aan aantal kriteria
moeten verbonden. Wij denken hierbij dan aan kriteria ten
aanzien van:
ade aaranties voor de kleine dorpen.
In de kleine dorpen moet tenminste een groep worden gegaran-
deerd. In deze groepen kunnen dan ook kinderen beneden de
vastgestelde leeftijd worden geplaatst. Het aantal kinderen
boven de vastgestelde leeftijd moet echter minimaal 8 bedra-
gen. Dit betreft het peuterwerk in Oude Leije, Hijum/Finkum,
Britsum en Jelsum/Cornjum.
b. de exacte leeftiid van plaatsincr.
Driejaarlijks wordt de algemene toelatingsgrens bepaalt. Het
lijkt wenselijk deze grens niet jaarli jks vast te leggen maar
hier kontinuiteit aan te verbinden. Een periode van drie jaar
lijkt hiervoor reeel. Bij wijziging van prioriteiten c.q. een
bezuinigingsronde kan dan in overleg met de W.I.L. naar een
eventuele nieuwe situatie worden toegewerkt.
In eerste instantie denken wij aan een leeftijdsgrens van 3.0
jaar.
cde plaatsincr op basis van sociale indikatie.
Plaatsing op basis van sociale indikatie moet met redenen om-
kleed bij de gemeente worden aangevraagd. Basis hiervoor dient
een medische verklaring te zijn.
d. de relatie met de kinderopvanq.
Wij zijn van mening dat het peuterwerk t.z.t. in de kinderop-
vang moet worden geintegreerd. Wij denken hierbij dan met name
aan de ouderbijdragen en de koordinatie.
Met de voornoemde kriteria menen wij een goede basis aan het
peuterwerk te kunnen geven. De konkrete invulling van deze
optie zal echter, zowel inhoudelijk als financieel, in overleg
met de W.I.L. moeten plaatsvinden. De eerste informele stappen
hiervoor zijn reeds gezet. Met name het financiele kader voor
de W.I.L. speelt hierbij een belangrijke rol. De W.I.L. dient
binnen haar begroting de totale kosten van het peuterwerk, het
ouderenwerk, het jeugd- en jongerenwerk en vanaf 1995 ook de
kinderopvang zichtbaar te maken. Deze gegevens vormen de basis
voor de toekomstige subsidiering. Wij zullen er bij de W.I.L.
aandringen deze informatie thans op zo kort mogelijke termijn
aan te leveren. De thans ingediende begroting voor 1994 voor-
ziet hier nog niet in.
Kindersoeelolaatsen
In het "Welzijnsprogramma 1993" hebben wij de beleidslijn ten
aanzien van kinderspeelplaatsen geformuleerd. Dit betreft een
beleid in drie delen.
1. de mogelijkheid voor een startsubsidie bij nieuwe kinder
speelplaatsen in bestaande wijken/buurten die aan een
aantal kriteria voldoen. Dit startsubsidie wordt ten laste
van de eenmalige middelen gebracht. Het maximum voor dit