HOOFDSTUK II STUDIEKOSTEN
artikel 7
1De door een ambtenaar met een volledige betrekking naar het oordeel
van het college van burgemeester en wethouders redelijk gemaakte
studiekosten worden vergoed tot een percentage van:
75 voor cursus-les- of collegegelden, examen- en diplomagelden,
alsmede studiemateriaal met uitzondering van schrijfbehoeften,
verzendkosten, duurzame gebruiksartikelen en niet verplicht
voorgeschreven met de studie verband houdende boeken;
100 voor noodzakelijke reis- en verblijfkosten, met dien verstande,
dat de reiskosten worden berekend naar de minst kostbare wijze
van vervoer met een openbaar middel van vervoer en dat geen
vergoeding wordt gegeven, indien de lessen worden gevolgd of
het examen wordt afgelegd binnen het woongebied.
2. De ambtenaar die geen volledige betrekking vervult, ontvangt een, in
evenredigheid tot het aantal uren voor een volledige betrekking
berekend, deel van de vergoeding zoals bedoeld in het vorige lid.
artikel 8
1. Vergoeding van studiekosten wordt eerst gegeven, nadat de ambtenaar
schriftelijk heeft verklaard, dat hij de uit dien hoofde genoten
bedragen zal terugbetalen, indien:
a. hij de hem ingevolge artikel 6 opgelegde verplichting niet
nakomt
b. hij de studie, waarvoor de vergoeding is verleend, beeindigt
voordat de in artikel 4 bedoelde termijn is verstreken zonder
dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid;
c. de vergoeding wordt gestaakt op grond van artikel 5;
d. hij op aanvraag of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten
of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de studie,
waarvoor vergoeding is toegekend, of binnen twee jaren na het
behalen van het voor deze studie geldende diploma;
e. hij op aanvraag of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten
of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaren na het
beeindigen van de studie zonder dat het door hem - na het
verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 4 - afgelegde
examen tot het behalen van een diploma heeft geleid.
2. De terugbetalingsverplichting op grond van het gestelde in lid 1
onder b, van dit artikel vervalt, indien voortzetting van de studie
redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd.
Geen terugbetaling op grond van het gestelde in lid 1, onder d en e
behoeft te geschieden, indien de ambtenaar aansluitend aan zijn
ontslag een betrekking aanvaardt, waaraan het ambtenaarschap in de
zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet is verbonden. Indien op
de datum van ingang van het ontslag van de in lid 1, onder d en e be
doelde termijn van twee jaren tenminste 66n jaar is verstreken blijft
de verplichting tot terugbetaling beperkt tot 1/24 gedeelte van de
genoten bedragen voor iedere voile maand, die aan de termijn van twee
jaren ontbreekt.
3. Het college van burgemeester en wethouders kan de ambtenaar op aan
vraag, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, ontheffen van
de op hem rustende verplichting tot terugbetaling.
3