Uitkering bij overlijden
Artikel 9
1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen wethouder wordt
aan de "nabestaandezoals bedoeld in artikel 12" van wie de overledene
niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de
uitkering, eventueel vermeerderd met de toeslag als bedoeld in artikel
3a, waarop de gewezen wethouder op de dag van het overlijden recht had,
berekend over drie maanden.
2. Laat de overledene geen weduwe of weduwnaar na, van wie hij onder-
scheidenlijk zij niet duurzaam gescheiden leefde, dan wordt evenbe-
doeld bedrag uitgekeerd ten behoeve van de minderjarige wettige of
natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen
waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke
zorg droeg.
3. Laat de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het eerste en
tweede lid na, dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten delen
worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte
en van de lijkbezorgingindien zijn nalatenschap voor de betaling van
die kosten ontoereikend is,
Vervanging
Artikel 10
1. Het bepaalde in deze afdeling is niet van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van hem die krachtens het gestelde in artikel 51, eerste
lid, van de Gemeentewet tijdelijk met de waarneming van het wethouder-
schap is belast geweest.
2. Voor de berekening van het tijdvak, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
telt tevens mee de periode waarin de belanghebbende krachtens het
gestelde in artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet tijdelijk doch
gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de tijdelijke waarne-
ming van het wethouderschap is belast geweest, indien het tijdvak van
die waarneming zonder onderbreking wordt gevolgd door een tijdvak,
waarin hij anders dan krachtens artikel 96 van de gemeentewet als
wethouder is opgetreden.
Afdeling II PENSIOENEN
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Begrip pensioen
Artikel 11
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde,
worden onder pensioen tevens begrepen de toeslagen, bedoeld in de artikelen
29, 33, 36 en 37, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel
blijkt.
Artikel 12
"Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder nabestaande:
de man of vrouw waarmee de overleden wethouder, gewezen of gepensioneerde
wethouder op de dag van overlijden was gehuwd"
8