Artikel 17
1. Het pensioen wordt berekend over de tijd doorgebracht als wethouder,
volgens 66n of meer van de artikelen 18, 19 en 19a, naar de laatstelijk
als wethouder genoten wedde vermeerderd met het percentage van de
vakantie-uitkering.
2. Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 18 als 19,
geldt voor de pensioenberekening over tijd voor 1 januari 1986 als
laatstelijk genoten wedde een bedrag gelijk aan 100/110 maal het bedrag
van de eventueel naar de regelen, vastgesteld bij de algemene maatregel
van bestuur bedoeld in artikel 57 aangepaste wedde voor de vaststelling
van de pensioengrondslag voor de pensioenberekening over tijd tussen 31
december 1985 en 1 januari 1995 met toepassing van artikel 19. De in de
eerste volzin eerstbedoelde wedde bedraagt niet minder dan het bedrag
van laatstbedoelde wedde verminderd met 6.320,--. Het bedrag van
6.320,-- wordt telkens aangepast bij de algemene maatregel van
bestuur bedoeld in artikel 57, overeenkomstig de aanpassing van een
bedrag dat op 1 januari 1985 63.200,-- bedroeg.
3. Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 18 als artikel
19a, geldt voor de pensioenberekening over tijd voor 1 januari 1986 als
laatstelijk genoten wedde een bedrag gelijk aan 100/110 maal het
bedrag, bedoeld in het vierde lid.
4. Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 19 als artikel
19a geldt voor de pensioenberekening over tijd tussen 31 december 1985
en 1 januari 1995 als laatstelijk genoten wedde een bedrag gelijk aan
de eventueel naar de regelen, bedoeld in het tweede lid aangepaste
wedde voor de vaststelling van de pensioengrondslag voor de pensioenbe
rekening over tijd na 31 december 1994 met toepassing van artikel 19a,
vermenigvuldigd met een debruteringsfaktorDeze faktor is de breuk,
waarvan de teller honderd bedraagt en de noemer de som is van honderd
en het percentage waarmee de wedde als wethouder per 1 januari 1995
uitsluitend ter uitvoering van artikel II van de wet van 19 mei 1994,
houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
(onder andere ter zake van inhoudingen op het inkomen en gelijke
franchise voor de pensioenberekening) (Stb. 418) is gewijzigd.
5. Bij de berekening van een pensioen van een gewezen wethouder die voor
1 januari 1986 voor zijn bezoldiging geacht werd niet de volledige
werkweek aan het wethouderschap te besteden, wordt de laatstelijk
genoten wedde, vastgesteld volgens het tweede of derde lid, vermenig
vuldigd met de deeltijafaktor
Berekening van het eigen pensioen over tijd voor 1 januari 1986
Artikel 18
1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over
jaren, gelegen voor 1 januari 1986.
2. Behoudens het bepaalde in lid 3 bedraagt het pensioen voor ieder van de
eerste vier jaren als wethouder 3,5 procent en voor ieder overig jaar
als wethouder 1,75 procent, in totaal tot een maximum van 70 procent,
van de - in de zin van artikel 4 - laatstelijk als wethouder genoten
wedde, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering,
aangepast naar de regelen als bedoeld in artikel 157 van de Algemene
pensioenwet politieke ambtsdragers.
10