3. Indien recht bestaat op meer dan een pensioen krachtens of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragerskomen op grond van artikel 139, lid 2, van deze wet voor de toepassing van de pensioenbe- rekening naar 3,5 procent per dienstjaar in totaal ten hoogste vier dienstjaren in aanmerking en wordt die berekening voorzover mogelijk toegepast ten aanzien van het pensioen, waarbij die berekening het hoogste bedrag oplevert en overigens ten aanzien van het andere pensioen of de andere pensioenen in de volgorde van de hoogte van de wedden of de berekeningsgrondslagVoor de vergelijking van deze wedden of berekeningsgrondslag worden deze zo nodig aangepast aan de regelen, bedoeld in artikel 157 van evengenoemde wet. 4. De tijd met recht op uitkering doorgebracht telt als diensttijd mee in die zin, dat het pensioen over deze tijd naar 0,875 procent per jaar wordt berekend, met dien verstande dat, wanneer het een uitkering betreft als bedoeld in artikel 4a, het pensioen over deze tijd naar 1,75 procent per jaar wordt berekend, voorzover en voor zolang het percentage van de algemene invaliditeit 55 of meer bedroeg. Voor de toepassing van de vorige volzin worden uitkeringen als bedoeld in artikel 2 en in artikel 3, leden 1 en 2aangemerkt als een uitke ring als bedoeld in artikel 4a, indien en zolang belanghebbende tijdens de duur van eerstbedoelde uitkeringen voor 55 procent of meer algemeen invalide was. 5. Geen meetelling van uitkeringstijd als diensttijd vindt plaats: a. voorzover gedurende die tijd belanghebbende uit anderen hoofde een overheidspensioen opbouwde; b. voorzover gedurende die tijd het bedrag van de uitkering wegens inkomsten, bedoeld in artikel 5, tot nihil was verminderd; c. in zover belanghebbende die recht had op uitkering, doch minder uitkering genoot dan de krachtens artikel 59 berekende pensioenpre- mie, er geen zorg voor draagt dat deze premie, welke in dit geval als een op hem rustende schuld wordt beschouwd, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd is voldaan; d. wanneer belanghebbende zulks verzoekt. Berekening van het eigen pensioen over tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995 Artikel 19 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over jaren, gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995. 2. Het pensioen wordt berekend over de pensioengrondslag. De pensioen- grondslag wordt gevormd door de laatstelijk als wethouder genoten wedde, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, te verminderen met een bedrag als omschreven in het vijfde lid (de franchise) 3. In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt ten aanzien van wethouders die voor hun bezoldiging geacht worden niet de volledige werkweek aan het wethouderschap te besteden, onder wedde verstaan, het tot een jaarbedrag herleidde bedrag waarvan die wedde is afgeleid. 4. De franchise, bedoeld in het derde lid, is gelijk aan: a. twintig zevende maal het tot een jaarbedrag herleidde bedrag, genoemd in artikel 9, vijfde lid, onder b, van de Algemene Ouder- domswet, vermeerderd met de bruto vakantie-uitkering ingevolge artikel 29 van die wet, indien de pensioengerechtigde recht heeft op dat bedrag of op dat bedrag recht zou hebben gehad, indien geen toepassing zou zijn gegeven aan artikel 13 van die wet; 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 24