2. De wees die geen recht heeft op wezenpensioen ingevolge de Algemene
weduwen- en wezenwet heeft recht op een toeslag op zijn volgens artikel
32 berekende pensioen, tenzij zijn ouder recht heeft op het pensioen
genoemd in artikel 19, elfde lid, onder b, van die wet. Deze toeslag
bedraagt jaarlijks voor elk voor de berekening van het wezenpensioen
tellend jaar:
a. voor de wees bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, 0,375
procent van het tot een jaarbedrag herleide bedrag van het in de
eerste volzin bedoelde pensioen, vermeerderd met het bedrag van de
vakantie-uitkering, genoemd in artikel 37b, zesde lid, onder b, van
de Algemene weduwen- en wezenwet;
b. voor de wees bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder b, 0,75
procent van het tot een jaarbedrag herleide bedrag van het in de
eerste volzin bedoelde pensioen, vermeerderd met het bedrag van de
vakantie-uitkering, genoemd in artikel 37b, zesde lid, onder b, van
de Algemene weduwen- en wezenwet.
3. Voor de toepassing van het tweede lid is artikel 29, derde lid, van
overeenkomstige toepassing.
4. Wanneer het bedrag, genoemd in artikel 19, elfde lid, onder b, onder-
scheidenlijk artikel 37b, zesde lid, onder b, van de Algemene Weduwen-
en Wezenwet wordt gewijzigd, wordt de in het tweede lid bedoelde
toeslag dienovereenkomstig gewijzigd met ingang van dezelfde dag als
eerstbedoelde wijziging.
Herberekening wezenpensioen
Artikel 34
1. Het wezenpensioen wordt herberekend overeenkomstig de artikelen 32 en
33, wanneer het nabestaandenpensioen of het bijzonder nabestaandenpen-
sioen van de ouder wegens diens overlijden is gedindigd.
2. Wanneer het nabestaandenpensioen van de ouder krachtens artikel 31
wegens hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld, wordt het wezenpensioen,
bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, verhoogd met een bedrag,
dat zich verhoudt tot het bedrag van dat wezenpensioen, zoals het
verschil tussen het nabestaandenpensioen, bedoeld in artikel 28, v66r
en na de toepassing van artikel 31 zich verhoudt tot dat nabestaanden
pensioen v66r die toepassing.
3. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 32, tweede lid, van
overeenkomstige toepassing.
Beperking gezamenlijk bedrag nabestaanden- en wezenpensioen
Artikel 35
1. De gedeelten van de nabestaanden-, bijzondere nabestaanden- en wezen-
pensioenen, onderscheidenlijk van de wezenpensioenen, bedoeld in de
artikelen 28, 30, 31 en 32 gaan tezamen het bedrag waarvan die pensioe-
nen zijn afgeleid, niet te boven.
2. Indien wegens toepassing van het vorige lid de daarbedoelde pensioenge-
deelten een vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredig-
heid van de onderscheidene bedragen.
18