Onder grove verwaarlozing wordt begrepen het zonder genoegzame grond
weigeren van de in artikel 129 van de gemeentewet bedoelde inlichtingen aan
de raad te verstrekken.
Verval van recht op pensioen bij niet invorderen
Artikel 40
1. Het recht op toegekend pensioen vervalt indien gedurende vijf achter-
eenvolgende jaren iedere invordering achterwege is gebleven.
2. De raad kan een door of als gevolg van de toepassing van het vorige lid
vervallen recht op pensioen herstellen.
Hoofdstuk V Samenloop
Paragraaf 1 Samenloop pensioenen krachtens deze verordening. onderling en
met andere pensioenen
Grensbedrag eigen pensioenen
Artikel 41
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt, voorzover een pensioen is
onderworpen aan een samenloopregeling overeenkomstig paragraaf 2 van
dit hoofdstuk, onder pensioen verstaan het bedrag dat overblijft na
vermindering van dat pensioen wegens recht op ouderdomspensioen
krachtens de Algemene Ouderdomswet of een naar aard en strekking
daarmee overeenkomend pensioen of uitkering.
2. Indien recht bestaat op 66n of meer eigen pensioenen krachtens of op de
voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdrager, dan wel
daarnaast recht bestaat op 66n of meer eigen pensioenen krachtens een
andere regeling als bedoeld in het vijfde lid en het totaal van die
pensioenen meer bedraagt dan het grensbedrag, omschreven in het derde
lid, wordt op grond van artikel 154 juncto artikel 93 van genoemde wet,
elk eigen pensioen krachtens of op de voet van die wet beperkt tot een
zodanig gedeelte (beperkingsbreuk) van bedoeld grensbedrag als evenre-
dig is aan de verhouding, waarin elk van laatstbedoelde pensioenen
staat tot het totaal van die pensioenen.
3. Het grensbedrag is het pensioen dat met toepassing van artikel 19 tot
het in het achtste lid van dat artikel genoemde maximum van 70 procent
zou zijn toegekend naar een wedde overeenkomend met het hoogste bedrag
in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984 (Stbl. 571), vermeerderd met het percentage van de vakantie-
uitkering
4. Indien het bedrag van 66n of meer van de in het tweede lid bedoelde
pensioenen bij berekening naar de maximaal in aanmerking komende
diensttijd hoger is of zou zijn dan het grensbedrag, bedoeld in het
derde lid, treedt dat hogere bedrag of het hoogste van die bedragen
voor de toepassing van het tweede lid in de plaats van het grensbedrag.
Voor de in de eerste volzin bedoelde vergelijking worden de pensioenen
aangepast overeenkomstig de regelen, vastgesteld bij de algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 105 van de Algemene pensioen
wet politieke ambtsdragers en daarmee overeenkomende artikelen in
andere pensioenwetten.
20