Hoofdstuk II Overgangsbepalingen Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 41 (artikel 31 oud) (overgangsbe- paling bij zesde wijziging) Artikel 74 1. In afwijking van artikel 41, zoals dat artikel ingevolge de zesde wijziging is komen te luiden, blijft ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen van toepassing artikel 41, zoals dat als artikel 31 luidde op de dag v66r 13 juli 1988. 2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn: a. degenen die v66r 1 januari 1986 recht op eigen pensioen hebben verkregen dan wel de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt; b. nabestaande en wezen die recht op pensioen hebben ontleend aan het overlijden van een persoon die voldeed aan een voorwaarde gesteld onder a, dan wel recht op dat pensioen hebben verkregen v66r 1 januari 1986. 3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen wordt niet onder pensioen begrepen de toeslag, bedoeld in de artikelen 36 of 37. Overgangsbepaling ten aanzien van artikel 45 (artikel 35 oud) (overgangsbe paling bij zesde wijziging) Artikel 75 1. Artikel 45, tweede lid, zoals bedoelde bepaling ingevolge de zesde wijziging is komen te luiden, is niet van toepassing indien de belang- hebbende recht heeft op het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet ingevolge het zevende lid van dat artikel, zoals dat luidde op 31 december 1985. 2. Artikel 45, tweede lid, laatste volzin, zoals die volzin ingevolge de zesde wijziging is komen te luiden, is niet van toepassing ten aanzien van de ongehuwde belanghebbende bedoeld in genoemde wet, op wie van toepassing is gebleven artikel 1 van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1985. Overgangsbepaling ten aanzien van de artikelen 19 en 28 (artikelen 16a en 22 oud na vijfde wijziging) (overgangsbepaling bij zesde wijziging) Artikel 76 De artikelen 19, tweede lid en 28, derde lid, zoals die artikelen ingevolge de zesde wijziging zijn komen te luiden, zijn niet van toepassing ten aanzien van degene die: a. wethouder was v66r 13 juli 1988, voorzover betreffende de tijd is doorgebracht v66r dat tijdstip; b. wethouder is op of na 13 juli 1988, voorzover betreffende tijd zonder onderbreking is gevolgd op tijd als bedoeld onder a, en vervolgens zonder onderbreking is voortgezet. Een onderbreking van niet meer dan een jaar wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht geen onder breking te vormen. 33

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 46