Overgangsbepaling ten aanzien van fictieve diensttijd (overgangsbepaling bij de tweede wijziging) Artikel 86 Ten aanzien van degenen die ingevolge deze verordening recht op nabestaan- den- of wezenpensioen hebben verkregen voor 1 januari 1995, wordt de tijd waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend en die niet daadwerkelijk als wethouder is doorgebrachtvoor zover nodig medebegrepen onder tijd gelegen voor die datum. Overgangsbepaling bij de tweede wijziging Artikel 87 1. De artikelen IX tot en met XV van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en de krachtens artikel XV van die wet gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing op degene op wie artikel 95, eerste of derde lid, van deze verordening van toepassing is en die op 31 januari 1992 en sinds 1 januari 1990 recht heeft op uitkering als bedoeld in dat artikel 2. Als het orgaan bedoeld in artikel XI van de in het eerste lid genoemde wet wordt voor de in het eerste lid bedoelde overeenkomstige toepassing het college van burgemeester en wethouders beschouwd. 3. De op grond van dit artikel toegekende uitkeringen komen ten laste van de gemeente 4. De artikelen 71, 72 en 73 zijn van overeenkomstige toepassing. Overgangsbepaling bij de tweede wijziging Artikel 88 1. De bij de tweede wijziging in de verordening ingevoerde artikelen 4a, tweede lid, 4c en 4d, telkens het eerste en het tweede lid, vinden geen toepassing ten aanzien van degene die op 31 december 1994 recht heeft op een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering en op de dag van inwerkingtreding van deze wijziging vijftig jaar of ouder is. 2. De bij de tweede wijziging vervallen tweede volzin van artikel 3, tweede lid (definitie begrip algemeen invalide) blijft van toepassing op degene bedoeld in het eerste lid. 3. De bij de tweede wijziging ingevoegde artikelen 4a, tweede lid en 4c worden met ingang van een latere datum dan 1 januari 1995 van toepas sing op degene die op 31 december 1994 recht had op een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering en op 1 januari 1995 jonger is dan vijftig jaar. Tot die datum blijft de bij deze wijziging vervallen tweede volzin van artikel 3, tweede lid, op hem van toepassing. 4. De in het derde lid bedoelde latere datum wordt vastgesteld overeenkom- stig de ministeriele regeling bedoeld in artikel III, vierde lid, van Staatsblad 417. 5. Voor de toepassing van artikel 4c geldt als datum waarop de uitkering van degene bedoeld in het derde lid van dit artikel wegens algemene invaliditeit is voortgezet de dag waarop de artikelen 4a, tweede lid en 4c op hem van toepassing worden. 6. Artikel 4d, eerste lid, vindt geen toepassing ten aanzien van degene wiens uitkering wegens algemene invaliditeit is voortgezet met ingang van een dag gelegen voor 1 januari 1995. 36

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 49