Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel 1. De 'Verordening op de heffing en invordering van onroerend- goedbelastingen 1994' van 23 november 1993, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 4 januari 1994, nr. BW93- 68472, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen in verband met belastbare feiten die zich voor 1 januari 1992 hebben voorgedaan, alsmede op alle aanslagen waarvan de invordering door de rijksbelastingdienst op de voet van de Uitvoeringsregeling overdracht taken onroerend-goedbelas- tingen (Stcrt.1991, nr. 252) aan de gemeente is overgedragen. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1997. 4. Indien de Aanpassingswet Wet waardering onroerende zaken, Kamer- stukken II 1996/97, 25037, voor wat betreft de wijzigingen van de Gemeentewet en van de Wet Waardering onroerende zaken, niet op 1 januari 1997 in werking treedt, worden in deze verordening de volgende wijzigingen aangebracht: a. de tekst van artikel 2 wordt vervangen door: Als een onroerende zaak wordt aangemerkt: a. een gebouwd eigendom; b. een ongebouwd eigendom; c. een gedeelte van een onder a. of b. bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een af- zonderlijk geheel te worden gebruikt; d. een samenstel van twee of meer van de onder a. en b. bedoelde eigendommen of onder c. bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in ge- bruik zijn en die, naar de omstandigheden beoor- deeld, bij elkaar horen; e. het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. of b. bedoeld eigendom, van een onder c. bedoeld ge deelte daarvan of van een onder d. bedoeld samen stel b. De tekst van artikel 3 wordt vervangen door: 1. De heffingsmaatstaf is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de voile en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddelijk en in voile omvang in gebruik zou kunnen nemen. 2. De heffingsmaatstaf van een onroerende zaak, voor zover die niet tot woning dient, wordt bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan ingevolge het eerste lid. Bij de bereke- ning van de vervangingswaarde wordt rekening gheou- den met: a. de aard en de bestemming van die zaak; b. de sedert de stichting van die zaak opgetreden technische en functionele veroudering waarbij invloed van latere wijzigingen in aanmerking

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1996 | | pagina 68