landschapsbeeld en de verkeersveiligheid. Aangezien dit alles niet het geval is zijn wij bereid ook deze vrijstelling te verlenen. Medewerking is slechts mogelijk via een artikel 19-procedure. Hiertoe is het noodza- kelijk dat uw raad het besluit neemt, dat voor onderhavig perceel een nieuwe bestem- ming wordt voorbereid. Bijgaand treft u een concept besluit met bijbehorende tekening aan. Wij stellen u hierbij voor dit besluit te nemen en daarbij te besluiten aan ons college de verdere afhandeling van de artikel 19-procedure over te laten. De commissie D.O.W. heeft in haar laatstgehouden vergadering de vraag gesteld of aangegeven kan worden in welke gevallen er sprake is van een tweede tak en of dat in onderhavig geval ook het geval is. Hierop kunnen wij u het volgende mededelen. Bij de beoordeling van een verzoek wordt nagegaan wat de planologische en milieu- technische situatie is van het perceel waarop een aanvrager een stal bouwen wil. Uiteraard zal een perceel in het geldende bestemmingsplan een agrarische bestem- ming moeten hebben. Daamaast wordt in de administratie die in het kader van de milieuregelgeving aangehouden wordt, getoetst of er voor het betreffende perceel een milieuvergunning is afgegeven voor een (volwaardig) agrarisch bedrijf. Indien dit zo is wordt er van uit gegaan dat ter plaatse een agrarisch bedrijf uitgeoefend wordt, waaruit de verzoeker op dat moment zijn hoofdinkomen heeft. Dit wordt beschouwd als de eerste tak. Een verzoek om een mestkuikenstal wordt dan op dat moment beschouwd als een vorm van tweede tak. In de praktijk zal het probleem zich voor kunnen doen dat, na realisatie van de mestkuikenstallen, een bedrijf meer inkomsten heeft van de tweede tak dan van de oorspronkelijke bedrijfsactiviteiten. Dit kan een gevolg zijn van prijsveranderingen in de markt, maar ook van een in de loop van de jaren wijzigende bedrijfsvoering van het bedrijf. Het moge duidelijk zijn dat in planologische zin er slechts op het moment van aanvraag is te toetsen of in de betreffende zaak sprake is van een tweede tak of niet. Het komt ons zinvol voor dit aspect in de extra vergadering van de commissie D.O.W. nader te beschouwen. Daarbij merken wij op dat wij het standpunt ingeno- men hebben geen medewerking meer toe te zeggen aan verzoeken die vanaf heden nog bij ons binnenkomen. Dit standpunt zullen wij innemen totdat u in de discussie rond het bestemmingsplan Buitengebied heeft uitgesproken hoe het beleid inzake intensieve veehouderijen moet worden opgenomen. Voor wat betreft het verzoek van de familie Hoomstra kunnen wij opmerken dat op het perceel waarop de mestkuikenstallen zijn aangevraagd een agrarische bedrijfsbe- stemming rust en er op naam van de heer Hoomstra in het verleden ingestemd is met een melding die in het kader van de milieuwetgeving gedaan is. Burgemeester de secretaris, en wethouders van Leeuwarderadeel, de burgemeester, J.J. KINGMA DRS. M. ABMA

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1998 | | pagina 21