De bestuursrechter oordeelde, hoewel het op preventie gerichte beleid niet onredelijk was,
dat er niet voldoende aannemelijk was gemaakt waaruit de potentiele overlast of aantasting
van het woon- of leefklimaat bestond. Het besluit werd dan ook geschorst door de
president van de rechtbank te Utrecht.
De burgemeester van de Zeeuwse grensgemeente Hulst voerde een beleid dat was gericht
op het weren van horecabedrijven waarvan de exploitatie (mede) is gericht op de verkoop
van softdrugs wegens de overlast van dit soort bedrijven: de zogenaamde nul-optie. Dit
beleid is volgens de afdeling Bestuursrechtspraak op zichzelf niet onredelijk en onaan-
vaardbaar. Het besluit van de burgemeester wordt dan ook staande gehouden. Dit is echter
uitsluitend te danken aan de bijzondere geografische ligging van de gemeente. Deze
ligging zou bij een vestiging van een coffeeshop vele klanten uit Belgie en Frankrijk
trekken, terwijl er nauwelijks een locale behoefte bestaat.
Bovenstaande jurisprudentie gevallen geven aan dat indien er een locale behoefte aan
softdrugs is, de nul-optie niet in stand te houden is, tenzij er vooraf expliciet wordt
aangetoond dat de vestiging van een coffeeshop de openbare orde en veiligheid in gevaar
brengt en/of er een onaanvaardbare aantasting ontstaat van het woon- en leefklimaat. Deze
toets zal bij de nul-optie strenger zijn dan bij het maximumbeleid.
Gemeenten kunnen er ook voor kiezen in een overlastverordening het aantal coffee-shops
aan een maximum te binden met het argument van potentiele en dreigende overlast. De
rechter heeft meerdere keren de toelaatbaarheid van een maximumstelsel uitgesproken,
onder de voorwaarde dat wel overtuigend wordt aangetoond waaruit de potentiele overlast
kan bestaan.
Naast het aantonen van (te verwachten) overlast en verstoring van het woon- en leefkli
maat dient het gemeentebestuur ook rekening te houden met het beleid van omliggende
gemeenten.
In de zaak Etten-Leur vond de rechter, dat de problemen niet mogen worden doorgescho-
ven naar (grotere) buurgemeenten. De gemeente Etten-Leur gedoogde slechts een coffee
shop, terwijl regiogemeenten Breda en Roosendaal een veel liberaler beleid hanteerden. In
de visie van de rechter had dit een onterechte verschuiving naar de buurgemeenten tot
gevolg. Verplaatsing van het probleem naar buurgemeenten moest volgens de rechter
worden voorkomen.
De uitspraak in de zaak Etten-Leur heeft in elk geval aangetoond, dat gemeenten rekening
dienen te houden met de ontwikkelingen in de regio.
Door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei
1997 inzake het nuloptie-beleid van de burgemeester van Naaldwijk kwam de hiervoor
genoemde uitspraak wel in een heel ander licht te staan. Nuloptie-beleid van omliggende
gemeenten kan namelijk een extra argument zijn om ook zelf (vanwege een mogelijke
aanzuigende werking) nuloptie-beleid te gaan voeren.
13