gemeentelijke plannen die het zal toetsen aan provinciaal beleid. Eventuele opmerkingen
zullen bij de jaarlijkse evaluatie van het Woonplan worden beschouwd verwerkt.
De Koepelnotitie.
De notitie vloeit voort uit het afsprakenkader OKL 2 waarin is aangegeven dat nadere
afstemming over de wijze van invulling van de kwantitatieve afspraken zal worden
gerealiseerd. De methode van aanpak wordt enigszins aangegeven in het Plan van Aanpak
Woningbouw Regio Leeuwarden (bijlage bij OKL 2). Hierin wordt gesteld dat er via een
woonmilieukaart afstemming moet plaats vinden met de woning behoeftencijfers zodat het
goede type woning op de goede plek wordt gebouwd en er geen tekorten of overschotten
ontstaan.
Vanuit het voorgaande dient het product te worden beoordeeld dat nu voor ligt.
De notitie is als volgt opgebouwd. Na informatie over de opdracht en de uitgangspunten
wordt een basis woonmilieukaart gegeven die de bestaande voorraad in het gebied beschrijft
en een onderscheid aanbrengt tussen verschillende woonmilieus. In het hoofdstuk daama
wordt een ruimtelijke visie op het gebied gegeven, waarna er een grove gebiedsindeling
wordt aangegeven voor verschillende typen van wonen. In het laatste hoofdstuk worden een
aantal bestuurlijke afspraken en aanbevelingen in bespreking gegeven.
Onderdeel 1.2 refereert aan het eerdergenoemde plan van aanpak woningbouw. Hier wordt
ook genoemd dat de koepelnotitie de basis zal vormen voor een beroep op de knelpunten pot
van 960 woningen. M.a.w., als een plan niet past in de koepelnotitie, dan zullen er geen
extra woningen worden toegekend. Het aantal van 960 woningen is het gedeelte van de
provinciale knelpunten pot dat voor de Stadsregio Leeuwarden is gereserveerd.
Hoofdstuk 2 gaat uitputtend in op de bestaande voorraad. Aan de hand van de inventarisatie
en een aantal bijkomende factoren zoals omgevingskwaliteiten en verzorgingsniveau worden
er kwaliteitslabels uitgedeeld die op him beurt weer een aanwijzing kunnen vormen voor de
herstructureringsbehoefte. De labeling van de verschillende gebieden en locaties moet
verder worden uitgewerkt in de verschillende woonplannen.
In hoofdstuk 3 wordt een ruimtelijke visie geschetst die is gebaseerd op een viertal
woonzones: buiten wonen, stedelijk wonen, waterrijk wonen en landelijk wonen. Per zone
wordt dan een ontwiklcelingslijn gegeven om daarmee de positie van de totale Stadsregio te
versterken. Dit is een keuze die voor discussie vatbaar is en die voor de nodige discussie
heeft gezorgd.
Hoofdstuk 4 is eveneens van belang. De plannen tot 2005 worden vergeleken met de
uitkomsten van de analyses van het WOBOF en de OKL-afspraken. De te bouwen woningen
zijn gerangschikt naar de verschillende woonmilieus en er wordt geconcludeerd dat er in
veel gevallen nog geen kwaliteitseisen zijn opgesteld, waardoor er ruimte ontstaat om deze
alsnog te formuleren. Paragraaf 2 laat aan de hand van de meest actuele cijfers zien dat er te
veel dure woningen in de pijplijn zitten en te weinig middeldure.
Vervolgens worden in paragraaf 3 een aantal knelpunten genoemd en worden er afspraken
gemaakt.
Het eerste knelpunt betreft het feit dat er te veel van hetzelfde wordt gebouwd in de
verschillende gemeenten. Er zal daarom de komende jaren een verdere afstemming