Verordeningen reinigingsheffingen 2001 gemeente Leeuwarderadeel
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Artikel 10 Belastbaar feit
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van de door het
gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde
gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Artikel 11 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst
wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstuk 2
van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde
eenheid als een voile eenheid aangemerkt.
Artikel 13 Belastingiaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het
kalenderjaar.
Artikel 14 Kwiitschelding van belasting
Bij de invordering van de reinigingsheffingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 15 Wiize van heffing
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met
dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tiidsgelang voor de
jaarliiks verschuldigde rechten
1De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvraag van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na
de aanvang van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven.
3Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffmg voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in
dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven, tenzij het
bedrag van de ontheffmg minder bedraagt dan 20,- 9,07).
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist.
5Voor belastingbedragen tot 20,- 9,07) vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing
van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde
bedragen reinigingsrechten of andere heffingen en belastingen aangemerkt als een
belastingbedrag.
Artikel 17 Termiin van betaling
1In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
-10-