Verordening rioolrechten 2001 gemeente Leeuwarderadeel
Artikel 5 Belastingtarieven
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt:
a. per eigendom, bewoond door niet meer dan een persoon 189,- 85,76);
b. voor elk ander eigendom 236,-107,09).
2. Voor de vaststelling van het aantal personen, als bedoeld in het eerste lid, is de situatie op 1
januari van het belastingjaar bepalend, met dien verstande dat ingeval de belastingplicht in de
loop van het belastingjaar aanvangt, de situatie bij aanvang van de belastingplicht bepalend is
voor het resterende tijdvak in het betreffende belastingjaar.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wiize van heffing
Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tiidsgelang
1De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel
2, eerste lid, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang
van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven.
3Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel
2, eerste lid, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor
zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de
ontheffing minder bedraagt dan 20,- 9,07).
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
5. Voor belastingbedragen tot 20,- 9,07) vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing
van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde
bedragen rioolrechten of andere heffingen en belastingen aangemerkt als een belastingaanslag.
Artikel 9 Termiinen van betaling
1In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van
de volgende termijnen telkens twee maanden later.
2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet
1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het
eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de
vaststelling van de aanslag.
3. De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde
termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing
en invordering van de rioolrechten.
-14-