GEMEENTE
LEEUWARDERADEEL
Raadsvergadering29 oktober 2001
Voorstelnummer: 2001/76
Onderwerp: Wijziging Wet op de Kansspelen
Stiens, 15 oktober 2001
Te nemen besluit: Aanvulling APV sub 2.3.3 (Toezicht op speelgelegenheden)
Korte inhoud:
De in 2000 gewijzigde Wet op de Kansspelen verplicht gemeenten om
in een verordening het opstelplaatsenbeleid ten aanzien van
speelautomaten vast te leggen.
Inleiding:
Argumenten:
Op 1 juni 2000 is er een gewijzigde Wet op de Kansspelen in werking
getreden. De belangrijkste redenen voor de wijziging betreffen het
voorkomen en tegengaan van problematisch speelgedrag en
gokverslaving en het voorkomen en tegengaan van illegaliteit en
criminaliteit.
In de nieuwe wet worden de begrippen "hoogdrempelige" en
"laagdrempelige" inrichting gehanteerd (zie voor een omschrijving de
ter inzage liggende stukken). Voorheen "natte" en "droge" horeca.
Yerder wordt onderscheid gemaakt in kansspelautomaten
(gokautomaten) en behendigheidsautomaten (b.v. computerspellen,
flipperkast etc.)
Art. 30c, lid 2 van genoemde Wet schrijft voor dat bij gemeentelijke
verordening het maximumaantal speelautomaten per inrichting wordt
vastgesteld, waarbij gemeenten echter beperkte beleidsvrijheid hebben.
In laagdrempelige inrichtingen worden geen kansspelautomaten
toegestaan en in hoogdrempelige inrichtingen moeten twee
kansspelautomaten worden toegestaan als hiervoor een vergunning-
aanvraag wordt ingediend.
Voor gemeenten resteert dus nog slechts de beleidsruimte om het
maximumaantal behendigheidsautomaten vast te stellen. Ook zouden
zaken kunnen worden geregeld zoals het toestaan van een
speelautomatenhal, beleid t.a.v kleine kansspelen (bingo e.d.).
Als een gemeente echter geen speelautomatenhal wil toestaan kan zij
eenvoudigweg volstaan met het achterwege laten van het vaststellen
van een speelautomatenhalverordening. Dat is voldoende basis voor
het weigeren van een aanvraag terzake.
Wat de kleine kansspelen betreft bestaat er praktisch gezien geen
noodzaak om nader beleid vast te stellen.