per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen
worden berekend op 10%. Indien er op enigerlei wijze sprake is van het kunnen
delen van kosten, wordt de verlaging als gevolg van de optredende schaalvoor
delen vastgesteld op 10% van het netto minimumloon.
Dit artikellid komt overeen met artikel 3 lid 2. Hier wordt geregeld dat in bepaalde
situaties waarin sprake zou kunnen zijn van het kunnen delen van de woonkosten, een korting
achterwege blijft. Zie hiertoe de toelichting bij artikel 3, lid 2.
Artikel 5
De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het
bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien
betrokkene geen woonkosten verschuldigd is, wordt de uitkering verlaagd. In vroeger jaren werd
in deze situatie de zgn. objectieve benadering gehanteerd: de woning en zijn (wel of niet
aanwezige) kosten. De, constante, jurisprudentie op dit terrein heeft zich echter in de loop der
jaren ontwikkeld naar de subjectieve benadering. Dit betekent dat het subject (de
bijstandsontvangende) zelf geen woonkosten voldoet, maar dat een ander, die geen
hoofdverblijf in de woning heeft, deze kosten voor zijn rekening neemt (bijvoorbeeld ex-
echtgenoot) of dat de bijstandsontvangende om een andere reden feitelijk geen woonkosten
heeft.
Het gaat hierbij dus niet om thuiswonende bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder die geen
kostgeld hoeven te betalen aan hun ouders, aangezien hierbij sprake is van bloedverwantschap
in de eerste graad.
Uitgangspunt voor de verlaging is het bedrag dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer hanteert als minimumbedrag bij het toepassen van huursubsidie.
Omgerekend naar een percentage van de uitkering bedraagt deze verlaging, afgerond, 18% van
het netto minimumloon. De extra kosten die gemaakt moeten worden om de woning te kunnen
bewonen, worden geraamd op 2% van het netto minimumloon. Het vorenstaande resulteert in
een verlaging van 20% van het netto minimumloon.
De verlaging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt in mindering gebracht op de
(in eerste instantie) berekende toeslag. Indien de toeslag lager is dan de in het tweede lid
opgenomen verlaging, wordt het restant op de basisnorm gekort. Daar gehuwden geen toeslag
ontvangen, vindt bij hen de verlaging op de basisnorm plaats.
Artikel 6
De Algemene bijstandswet (oud) kende afzonderlijke normen voor 21- en 22-jarige
alleenstaanden. De normsystematiek in de Abw kent deze niet. Het gevolg is dat in bepaalde
gevallen het minimumloon dat men in een voltijds dienstbetrekking kan verdienen nauwelijks
hoger is. Op die manier is er geen of een geringe stimulans om arbeid te aanvaarden. Teneinde
dit te voorkomen wordt de toeslag voor 21- en 22-jarige alleenstaanden op nihil gesteld.
12
toeslagen en kortingen 1 juli 2003