Bij het op nihil stellen van de toeslag dient rekening te worden gehouden het toepassen van de
volgorde van de artikelen 33 t/m artikel 38 van de Algemene bijstandswet. Het hanteren van een
verkeerde volgorde kan namelijk voor de belanghebbende nadelige gevolgen hebben. De
verlaging van artikel 37 Abw voor een 21- en 22 jarige alleenstaande mag alleen worden
toegepast op de toeslag. Voor de overige verlagingen geldt deze beperking niet.
Voorbeeld:
De uitkeringsnorm van een alleenstaande van 21 jaar, die in een kraakpand woont:
3. basisnorm (50%)
4. artikel 3 lid 2 (toeslag 20%)
794,90
5. artikel 5 lid 2 ontbreken van woonkosten) 22711
6.artikel 6 (resteert geen toeslag meer)
7.
567,70
567,79
227,11
De uitkeringsnorm van een alleenstaande van 21 jaar met
kraakpand woont:
8. basisnorm (50%)
9. artikel 3 lid 2 (toeslag 10%)
10. artikel 5 lid 2 ontbreken van woonkosten)
11artikel 6 (resteert geen toeslag meer)
Artikel 7
Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden zoals die zijn genoemd in de
artikelen 4 tot met 6, dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van
factoren. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft,
onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien.
Artikel 8
Verhoging van de bijstandsnorm met een toeslag of verlaging van de bijstandsnorm op grand
van deze verordening laat onverlet een van de belangrijkste beginselen van de Abw, de
een kostganger, die in een
567,79
113,56
681,35
227,11
454,24
454,24
13
toeslagen en kortingen 1 juli 2003