De G4 hebben daarbij voortdurend gepoogd door middel van concrete voorstellen een middenweg te vinden tussen fmanciele gevolgen van de lopende subsidierelatie en de kosten voortvloeiend uit de voorgestelde nieuwe systematiek. Uiteindelijk is er geen akkoord bereikt, waama de G4 gedwongen waren hun subsidierelatie met de SMWF te heroverwegen. Zowel de SMWF als de overige gemeenten konden de G4 niet dwingen tot wijziging van de subsidierelatie, tussen de individuele gemeenten en de SMWF. Aan de eis dat fors meer betaald zou moeten worden, dan in de voorgaande jaren voor dezelfde diensten, wensten de G4 niet tegemoet te komen. Nadat de overige gemeenten tot de conclusie waren gekomen dat de G4 vanwege dit conflict geen diensten meer van de SMWF zouden mogen afnemen, hebben de G4 zich tot de SMWF gewend. In dit laatste overleg tussen de G4 en de SMWF is expliciet aangegeven dat de G4 de bestaande relatie met de SMWF nog steeds wensen voort te zetten. Op basis van de tot dan toe gehanteerde systematiek, een vaste prijs per hulpeenheid, hebben de G4 zich uitdrukkelijk bereid verklaard de diensten van de SMWF te blijven afnemen. De SMWF wilde daar echter niet mee instemmen. De G4 dienden aldus ook volgens de SMWF te kiezen voor het fors hogere bedrag of voor een andere aanbieder. Uiteindelijk is gekozen voor het zoeken van een andere aanbieder. Het leek de colleges van de G4 op dat moment zorgvuldig om zo snel mogelijk de SMWF schriftelijk op de hoogte te brengen van het feit dat de subsidierelatie niet voortgezet zou kunnen worden, hoewel de G4 van mening bleven dat op de oude voet doorgegaan kon worden. Daarbij is door de colleges zekerheidshalve rekening gehouden met de regels voor het beeindigen van de subsidierelatie op grond van artikel 4:51 Awb. Uiteindelijk hebben de colleges dit echter niet als zodanig aan de gemeenteraden van de G4 voorgelegd. Het was mogelijk zorgvuldiger geweest de SMWF op dat moment te laten weten dat een nieuwe aanvraag, indien die gebaseerd zou zijn op de nieuwe systematiek, afgewezen zou worden en dat de een aanvraag voor een subsidie, zoals die de voorgaande jaren werd verstrekt, toegewezen zou worden. Doordat de SMWF echter zo duidelijk de deur dicht gooide, leek het de G4 zorgvuldig om zo snel mogelijk duidelijkheid te creeren voor beide partijen door feitelijk en formeel te bevestigen dat door de SMWF de deur was dichtgeslagen. Dat is door middel van de genomen raadsbesluiten vervolgens gebeurd. Het advies van de gezamenlijke commissie Tegen het defmitieve raadsbesluit van 18 September 2003, verzonden op 2 oktober 2003 van is bezwaar aangetekend door de SMWF. De gezamenlijke commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeenten Ferwerderadiel, Menaldumadeel, Het Bildt en Leeuwarderadeel (hiema te noemen: "de gezamenlijke commissie") is tot het bijgevoegde advies gekomen. Kort gezegd is de gezamenlijke commissie van oordeel dat artikel 4:51 Awb wel van toepassing is. De commissie geeft hiervoor als argument dat de langdurige relatie tussen partijen de toepassing van dit artikel rechtvaardigt. Vervolgens adviseert de gezamenlijke commissie de gemeenteraad van Leeuwarderadeel de SMWF een afbouwsubsidie te betalen. De reden die de gezamenlijke commissie hiervoor geeft is gelegen in de conclusie dat de SMWF op basis van artikel 4:51 Awb een redelijke termijn dient te worden gegund. Die redelijke termijn dient naar het oordeel van de commissie langer te zijn dan de termijn die de Gemeenteraad van Leeuwarderadeel de SMWF volgens de commissie gegund heeft.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 28