Artikel 4:51 Awb
Artikel 4:51 lid 1 Awb luidt als volgt:
"Indien aan een subsidie ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie
is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele
of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond,
dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen de voortzetting of
ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een
redelijke termijn."
Er is voor drie achtereenvolgende jaren subsidie verstrekt voor in hoofdzaak dezelfde
activiteiten. Het betrof telkens een eenjaarlijkse subsidie, achteraf afgerekend op basis van het
aantal verstrekte hulpeenheden. Hieruit volgt dat artikel 4:50 Awb in ieder geval niet van
toepassing kan zijn. Dit artikel ziet immers op het afbreken van een nog doorlopende
subsidieafspraak. De langdurige relatie waaraan de commissie bezwaarschriften refereert,
staat wat ons betreft niet ter discussie. De vraag of echter sprake is van gehele of gedeeltelijke
weigering van de subsidie is naar onze mening cruciaal. Hoewel deze vraag door ons, namens
u is opgeworpen in het verweerschrift en ook ter zitting van de gezamenlijke commissie
nogmaals naar voren is gebracht, gaat de commissie daar niet inhoudelijk op in.
Naar onze mening is er weliswaar voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie
verstrekt, maar is er in het geheel geen sprake van gehele of gedeeltelijke weigering van de
subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak. Het woord 'de' zoals dat voor 'subsidie' staat in
de derde regel van het hierboven aangehaalde artikel 4:51 lid 1, slaat immers duidelijk terug
op de eerder in het artikel genoemde 'subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde
activiteiten'. Samen met de collegevertegenwoordigers van de andere drie gemeenten hebben
wij uitdrukkelijk ook in het gesprek van 23 juni 2003 aangeboden om de subsidierelatie
ongewijzigd voort te zetten. De subsidie voor het aansluitende tijdvak, oftewel het volgende
jaar, is daarmee niet geweigerd. Er is hooguit geweigerd tegemoet te komen aan de wens van
de SMWF om een fors hoger subsidiebedrag te ontvangen. Daar ziet artikel 4:51 lid 1 Awb
echter niet op. Dit artikel is juist in het leven geroepen om subsidieontvangers te beschermen
in geval van stopzetting of vermindering van de subsidie. Had de SMWF destijds voor het
jaar 2004 subsidie aangevraagd op basis van de tot 1 januari 2004 bestaande subsidierelatie,
dan was deze toegekend. Deze aanvraag is niet ingediend. De basis voor artikel 4:51 Awb is
het vertrouwensbeginsel. Maar dat vertrouwensbeginsel betreft de bestaande subsidierelatie
en niet een wens tot verhoging van de subsidie.
De SMWF heeft onmiskenbaar niet willen ingaan op het aanbod van 23 juni 2003. Deze
weigering dient voor haar rekening te komen. Voor zover ons bekend, bestond er voor de
SMWF geen enkel juridisch beletsel om met een aantal gemeenten aparte afspraken aan te
gaan. Zoals eerder gesteld was er geen sprake van een overeenkomst of contract tussen de
gemeenten onderling of tussen de gezamenlijke gemeenten en de SMWF. Uw raad staat
daarom naar onze mening volledig in zijn recht om de relatie tussen subsidieverstrekker en
subsidieontvanger in deze los te zien van de relatie van de SMWF met andere gemeenten.
Gelet op de financiele consequenties van de gewijzigde subsidierelatie, zoals de SMWF voor
ogen stond, had de SMWF naar onze mening in alle redelijkheid niet mogen verwachten dat
onze gemeente met deze wijzigingen in zou stemmen.