Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005Artikelsgewijze toelichting
tract. Deze praktijk houdt in dat bepaalde schaden (met name glasschade) rechtstreeks door de
schoolbesturen kunnen worden afgewikkeld met een door de verzekeraars ingesteld bureau dat be-
last is met de afwikkeling. Het collectief contract, deze werkwijze incluis, wordt voor het jaar 1997
voortgezet. Op weg naar 1998 zal door alle betrokkenen worden bezien in hoeverre deze handelwij-
ze ook na 1997 kan worden voortgezet en wellicht worden verbreed naar het primair onderwijs.
Indien dit haalbaar mocht zijn dan kan een groot deel van de schadegevallen buiten de verordening
om worden afgehandeld. Alleen voor de grotere schadegevallen zal dan de verordening in stelling
moeten worden gebracht.
Ad f
Evenals voor de invoering van de decentralisatie het geval was, kan aan een schoolbestuur in het
voortgezet onderwijs onder bepaalde voorwaarden een vergoeding worden toegekend voor het hu-
ren van een sportterrein voor buitensportactiviteiten gedurende een periode van maximaal acht we-
ken.
Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen
De wet biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om, naast de toewijzing en vergoeding van de huis-
vestingsvoorziening zelf, aan een bevoegd gezag dat daarom verzoekt een vergoeding toe te kennen
voor de kosten gemoeid met de voorbereiding (van de aanvraag) van de huisvestingsvoorziening.
Het betreft een facultatieve bepaling. Een gemeente is, met andere woorden, niet verplicht daad-
werkelijk deze mogelijkheid te bieden.
Uit oogpunt van 'kenbaar bestuur', waaronder het vooraf geven van duidelijkheid over het gemeen-
telijk optreden, is ervoor gekozen om in de verordening een bepaling op te nemen waarmee de loka-
le overheid aangeeft of, en zo ja ten aanzien van welke soort van huisvestingsvoorzieningen, de
gemeente de mogelijkheid van een bouwvoorbereidingskrediet opent.
In artikel 3 wordt hiervoor de basis gelegd, waarbij het voor de hand ligt dat een gemeente de mo
gelijkheid beperkt tot die huisvestingsvoorzieningen die naar aard en (financiele) omvang belang-
rijk zijn. Hierbij kan vooral worden gedacht aan voorzieningen zoals (vervangende) nieuwbouw en
uitbreiding. Deze voorzieningen vergen doorgaans de meeste voorbereidingstijd en kosten in het
kader van de bouwplanontwikkeling.
In hoofdstuk 4 van de verordening wordt de aanvraag en besluitvormingsprocedure voor de bouw
voorbereiding nader geregeld. Hierbij is uitgegaan van een - ook in tijd bezien - gelijkschakeling
met de aanvraagprocedure voor opneming van een huisvestingsvoorziening in het programma.
Formeel is het evenwel een gescheiden traject, omdat de vergoeding voor de kosten van bouwvoor
bereiding in de zin der wet geen voorziening in de huisvesting is en derhalve ook geen onderdeel
van het huisvestingsprogramma kan zijn.
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
Dit artikel vormt de 'kapstok' op basis waarvan de vergoeding wordt vastgesteld voor de door de
gemeente voor vergoeding in aanmerking gebrachte huisvestingsvoorzieningen in het kader van de
programma vaststelling, de spoedprocedure, de bouwvoorbereiding of het overgangsrecht.
Ten aanzien van de in de artikelen 2 en 3 onderscheiden voorzieningen wordt hier de grondslag van
de vergoeding gelegd. Hierbij zijn twee benaderingen denkbaar: een normatieve en een feitelijke
bepaling van de kosten die vergoed worden. Ook hier is uit oogpunt van 'kenbaar bestuur' ervoor
gekozen om voorafgaande aan de indiening van en besluitvorming over aanvragen, duidelijk per
voorziening aan te geven welke benadering ten aanzien van de vergoeding geldt. Bij de vaststelling
van de verordening dient per voorziening de afweging te worden gemaakt welke benadering van
toepassing is. Deze afweging dient niet alleen te worden gemaakt ten aanzien van de voorzieningen
in de huisvesting, maar voor de vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding. Dit vloeit ook
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 5 -