Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005 Artikelsgewijze toelichting
voort uit het eerste lid van artikel 4 en uit artikel 25, derde lid onder h van de modelverordening. Bij
de te maken afweging ligt het voor de hand om in ieder geval voor niet of nauwelijks vooraf te
normeren kosten van een bepaalde voorziening te kiezen voor een vergoedingswijze die gebaseerd
is op een individuele beoordeling van de feitelijke kosten (de zgn. offertelijn).
Uitgaande van de voorzieningen waarvoor in bijlage IV, deel A, van de modelverordening gezien
de aard van de voorziening geen normvergoeding is bepaald, is de offertelijn in ieder geval goed
denkbaar bij de volgende voorzieningen:
verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen;
onderhoud (m.i.v. 2003 voor programma 2004 e.v.)
herstel van constructiefouten;
herstel en vervanging in verband met schade;
aanpassingen aan gebouwen;
gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw;
aankoop van terreinen ten behoeve van de realisering van een huisvestingsvoorziening;
huur van bestaande andere, niet-onderwijsgebouwen;
kosten van bouwvoorbereiding;
medegebruik of nieuwbouw van een bad voor watergewenning of bewegingstherapie in het
(v)so.
Uiteraard kan op basis van de afweging op lokaal niveau een andere keuze worden gemaakt, die
veranderd dient te worden in artikel 4 opdat de potentiele aanvragers vooraf op de hoogte zijn van
welke lijn van toepassing is op een voorziening (de genormeerde of feitelijke kostenlijn).
Het onderbrengen van een van de hiervoor genoemde voorzieningen in een genormeerde benade-
ring brengt met zich dat daarvoor door de gemeente in bijlage IV, deel A een genormeerde vergoe-
ding wordt vastgesteld. Anders dan bij de genormeerde vergoeding het geval is, begint de offertelijn
met een door de aanvrager bij de aanvraag van de gewenste huisvestigingsvoorziening over te leg-
gen raming van kosten. De gemeente toetst deze raming en stelt deze zo nodig bij. Het bedrag van
de al dan niet bijgestelde raming is vervolgens een gegeven in het kader van de vaststelling van het
huisvestingsbudget en het programma. Bij een eventuele uitvoering van de voorziening, die voort-
komt uit een plaatsing op het programma, kan de raming op basis van over te leggen offertes wor
den omgezet in een defmitieve vaststelling van de vergoeding die de gemeente ter beschikking stelt
van de aanvrager.
Artikel 5 Informatieverstrekking
Dit artikel is de concrete uitwerking van de informatiebepaling uit de wet. Deze bepaalt dat een
bevoegd gezag aan de gemeente alle inlichtingen dient te verschaffen die de gemeente noodzakelijk
acht voor een adequate uitvoering van de bevoegdheden terzake van de onderwijshuisvesting (zie
bijvoorbeeld artikel 112 WPO).
Ook hier is omwille van de duidelijkheid voor zowel de schoolbesturen als de gemeente gekozen
voor een zo concreet mogelijke invulling van de inhoud van de informatie-verstrekking in de veror
dening. Artikel 5 omvat het informatieverkeer zoals dat zich voltrekt tussen schoolbestuur en lokale
overheid, ongeacht of er sprake is van een verzoek om vergoeding van een huisvestingsvoorziening.
De gemeente moet immers over een adequaat en daarmee up to date bestand beschikken van gege-
vens die relevant zijn voor de onderwijshuisvesting. Dit bestand vormt vaak het vertrekpunt bij de
beoordeling van de huisvestingswensen.
De leden 1 t/m 4 hebben betrekking op informatie die het schoolbestuur uit eigen beweging dient te
verstrekken aan het college. Het vijfde lid ziet op een informatieverplichting van een schoolbestuur
op een expliciet verzoek daartoe van het college.
Het informatieverkeer dient gekenmerkt te worden door een zekere terughoudendheid bij de lokale
overheid, in die zin dat de te verstrekken informatie ook een aantoonbare functie vervult in het licht
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 6-