Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005Artikelsgewijze toelichting
Het spreekt voor zich dat de gemeenteraad geen programma hoeft vast te stellen, indien geen voor-
ziening in de huisvesting nodig is noch een aanvraag is ingediend. Dit is in de wet zelf geregeld (zie
bijvoorbeeld artikel 97 WPO). Hetzelfde geldt voor het overzicht, met dien verstande dat de vast-
stelling van een overzicht achterwege kan blijven wanneer alle aanvragen worden geplaatst op het
programma of wanneer er geen aanvragen zijn ingediend - en er dus ook geen kunnen worden af-
gewezen.
Lid 4
Overschrijding van de uiterste datum van de programmavaststelling leidt er automatisch toe dat alle
aangevraagde voorzieningen voor vergoeding in aanmerking moeten worden gebracht, net zoals dat
bij de minister van OCenW het geval was. Om praktische redenen is ervoor gekozen om ook te
vermelden dat het bijbehorende (norm)bedrag beschikbaar wordt gesteld; de aanvrager weet dan
waar hij aan toe is. Wei moet in zo'n geval nog overleg over de wijze van uitvoering plaatsvinden
en moet geregeld worden dat voor een bepaalde datum een bouwopdracht etc. moet zijn verleend.
Artikel 12 Inhoud programma
Lid 1
In dit lid, dat een belangrijk onderdeel van de verordening betreft, namelijk de inhoud van het huis-
vestingsprogramma, komt voor alle duidelijkheid tot uitdrukking dat de raad het programma vast-
stelt als resultante van de toetsing aan de in de wet limitatief omschreven weigeringsgronden (zie
bijvoorbeeld artikel 95, derde lid WPO). Een deel van deze weigeringsgronden wordt voor wat be
treft hun feitelijke toepassing geoperationaliseerd via de nadere regels die de raad stelt op de onder-
delen, genoemd in de tweede volzin.
Zo zijn de 'beoordelingscriteria' een nadere invulling van de toets of de aangevraagde voorziening
noodzakelijk is en of de aanvraag een voorziening betreft als genoemd in artikel 2 van de verorde
ning.
De criteria voor de prognose operationaliseren de wettelijke weigeringsgrond 'dat de gewenste
voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leer-
lingen
De regels over de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen doen ditzelfde ten aanzien van de
weigeringsgrond dat de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de aard en
omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt'.
De concrete invulling van deze regels wordt niet in de romp van de verordening uitgeschreven,
maar in de in artikel 12 genoemde bijlagen. Artikel 12 vormt daarmee, zoals ook bij andere bepa-
lingen uit de romp het geval is, de kapstok voor de gedetailleerde uitwerkingen van bepaalde ele-
menten in de bijlagen.
De urgentiecriteria zijn apart gepositioneerd, omdat deze - in tegenstelling tot de andere regels in
het eerste lid - niet noodzakelijk bij de programmavaststelling behoeven te worden toegepast. De
urgentiecriteria komen pas in beeld wanneer er meer aanvragen liggen dan waarvoor er budget be
schikbaar is.
Lid 2
De gemeente en de schoolbesturen kunnen het wenselijk vinden om voorzieningen op het pro
gramma op te nemen die volgens de criteria over de urgentie (bijlage V) daar strikt genomen niet
voor aanmerking zouden komen. Indien daarover consensus bestaat (uiteindelijk blijkend uit het
bestuurlijk overleg over het concept-programma als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de verorde
ning), kan het college hiermee rekening houden bij het formuleren van hun huisvestingsprogramma
dat wordt voorgelegd aan de gemeenteraad. De huidige verordening biedt de raad geen mogelijk-
heid om af te wijken van de criteria zoals geformuleerd in bijlage V.
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 14-