Dit betekent dat met inachtneming van de in de wet opgenomen weigeringsgronden (zie bij voor-
beeld artikel 100 WPO), de toetsingscriteria worden toegepast overeenkomstig de bijlagen van de
verordening. Extra dimensie die ten opzichte van de 'reguliere lijn' aan deze toetsing wordt toege-
voegd is het element dat het treffen van de voorziening geen uitstel kan lijden in verband met de
voortgang van het onderwijs. Tevens komt in de modelverordening tot uiting dat niet de financiele
weigeringsgrond gehanteerd kan worden. Dit komt tot uiting doordat de urgentiecriteria zoals opge
nomen in bijlage V buiten beschouwing blijven.
Artikelen 25-28 Vergoeding kosten bouwvoorbereiding
Gemeenten die geen mogelijkheid willen bieden voor het aanvragen en daarmee toekennen van
vergoedingen voor de kosten van de bouwvoorbereiding, kunnen bij de vaststelling van de verorde
ning de artikelen 3 en 25 tot en met 28 achterwege laten.
Met nadruk zij opgemerkt dat de aanvraag om een vergoeding van de kosten van bouwvoorberei
ding van een andere orde is dan een aanvraag voor plaatsing op het programma. Eerstbedoelde aan
vraag is bedoeld om de weg te plaveien naar de indiening van een aanvraag voor het programma.
Het zal daarbij in de regel gaan om huisvestingsvoorzieningen die als omvangrijk moeten worden
gekwalificeerd en die zich al enkele jaren van tevoren aankondigen (de nieuwbouw van een school
is daarbij het meest voor de hand liggende voorbeeld). Met behulp van een bouwvoorbereidingskre-
diet kunnen de aanvragen voor het programma goed worden voorbereid. Dit heeft als voordeel dat
wanneer dergelijke goed gedocumenteerde aanvragen verschijnen op het programma, de uitvoering
vrij snel na vaststelling van het programma ter hand kan worden genomen. De gemeente heeft dan
de zekerheid dat in het jaar waarvoor de middelen beschikbaar worden gesteld, ook de besteding zal
plaatsvinden.
Een bouwvoorbereidingskrediet is bedoeld voor de bestrijding van salariskosten, die zijn gemoeid
met de voorbereiding van een bouwproject. Onder voorbereiding worden de werkzaamheden ver-
staan tot aan het moment van aanbesteding. Het kan daarbij gaan om kosten van:
architect;
adviseur constructie;
adviseur werktuigbouwkundige installatie;
adviseur elektrotechnische installatie.
In bepaalde situaties kan het bovendien nuttig zijn adviseurs in te schakelen voor bijvoorbeeld het
programma van eisen, het projectmanagement, de kostenbeheersing of de bouwfysica.
Inschakeling van laatstgenoemde adviseurs kan een beperking inhouden van de werkzaamheden
van de architect en de eerstgenoemde overige adviseurs.
In het algemeen wordt de opdracht aan de architect geregeld met toepassing van de standaardvoor-
waarden 1988 Rechtsverhouding opdrachtgever architect, opgesteld door de BNA (SR 1988).
In de Leidraad 1994 blijvende voorzieningen in de huisvesting voor scholen VO en BVE, een geza-
menlijke uitgave van de ministeries van OCenW en VROM (ISBN 90 346 2885 X), zijn in bijlage 8
nadere aanwijzingen gegeven omtrent de opdrachtverlening aan architect en adviseurs.
De bouwvoorbereiding is niet aangemerkt als een voorziening in de huisvesting, omdat het dat vol-
gens de wet niet is. De toekenning van een vergoeding voor bouwvoorbereiding dient daardoor bui
ten het programma te blijven. Het bedrag voor het programma is immers bestemd voor huisves
tingsvoorzieningen zoals bedoeld in de wet. Als een zodanige voorziening niet wordt toegekend
omdat het bedrag niet voldoende is, en er wordt wel in dat kader bouwvoorbereiding toegekend (het
kan daarbij om aanmerkelijke bedragen gaan), dan heeft de aanvrager die wordt afgewezen in be-
roep een gerede kans op succes. Het bedrag voor bouwvoorbereiding dient dus als apart bedrag te
worden opgenomen.
Er is wel alles voor te zeggen om, gezien de budgettaire gevolgen voor de gemeentebegroting in het
algemeen en voor de onderwijshuisvesting in het bijzonder, de beoordeling en afhandeling van ver-
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
- TV 20 -