besluiten of zij medewerking aan een dergelijk verzoek wil en kan verlenen. De gemeenteraad
had derhalve ook het besluit tot weigering van uw bouwaanvraag moeten nemen en niet het
college. Gelet hierop heeft ons college het besluit tot weigering van de bouwaanvraag
ingetrokken.
De wetgever geeft aan dat een zelfstandige projectprocedure vergezeld dient te gaan van een
goede ruimtelijke onderbouwing, waarbij tevens aandacht dient te worden geschonken aan de
aspecten flora en fauna, water en archeologie. In het kader van de goede ruimtelijke
onderbouwing hebben wij van aanvrager een nadere onderbouwing gevraagd. Deze hebben
wij op 24 februari 2003 ontvangen. Uit deze onderbouwing blijkt dat de watertoets akkoord is
(reactie Wetterskip) en dat een nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is (reactie
provincie).
Het is nu aan u om te beslissen of medewerking aan het verzoek om vrijstelling (het
bouwplan) kan worden verleend. Na heroverweging adviseren wij u alsnog medewerking aan
het plan te verlenen.
Argumenten:
1. Medewerking is vanuit stedenbouwkundig planologisch oogpunt verantwoord.
De eerste vraag die wellicht bij u bovenkomt is waarom nu wel voorgesteld medewerking te
verlenen terwijl in eerste instantie de vergunning is geweigerd. De vergunning is in eerste
instantie geweigerd omdat het in strijd is met het bestemmingsplan en de noodzaak van het
bouwplan niet aanwezig was. Daarbij wilden wij geen precedent scheppen.
Wij stellen nu voor om wel medewerking te verlenen om de volgende redenen:
- Op 1 oktober 2002 hebben wij vrijstelling verleend middels ariikel 19, lid 3 WRO voor een
berging op hetzelfde perceel, aan dezelfde aanvrager (Van der Wal) en binnen dezelfde
bestemming. Gezien het kleinschalige karakter en het positieve welstandsadvies en situatie
waren er geen directe planologische bezwaren en is derhalve medewerking verleend. Er is dus
reeds een precedent geschapen.
- Ook dit bouwplan is kleinschalig van karakter en is van de weg af niet of nauwelijks
zichtbaar. De bebouwing sluit aan bij de bestaande bebouwing aan de achterzijde van de
woningen aan de Hegebuorren. Zwaarwegende planologische bezwaren tegen het bouwwerk
zijn er niet.
- Aanvrager geeft aan dat de berging benodigd is voor het opslaan van hout ten behoeve van
de bomenkwekerij. In deze berging kan het hout drogen. De bomenkwekerij is passend
binnen het bestemmingsplan en deze berging staat ten dienste daarvan. Er is (bij nader inzien)
voldoende noodzaak voor het toestaan van deze berging.
- Er zijn wat betreft archeologie, ecologie en de watertoets geen problemen. Dit staat
medewerking niet in de weg.
- Geconstateerd kan worden dat medewerking via artikel 19, lid 1 WRO puur formeel
noodzakelijk is, omdat het een bijgebouw bij een bedrijf is. Het is ons inziens een omissie in
de wet dat voor dit soort kleine bouwwerken (bij een bedrijf) geen medewerking kan worden
verleen met een lichte vrijstelling (artikel 19, lid 3 WRO).
2. De zelfstandige projectprocedure op grond van artikel 19, lid 1 WRO is een lange
procedure, door de bevoegdheden te delegeren kan de benodigde vrijstellingsprocedure
sneller worden doorlopen.
Kanttekeningen: