Comjum. De heer Oevering heeft bezwaar tegen de voorgestelde woonbestemming op zijn
perceel. De zienswijze van de heer Oevering is als bijlage bijgevoegd. De heer Oevering is
door de onlangs ingestelde hoorcommissie Ruimtelijke Plannen gehoord, waarbij hij zijn
zienswijze nader heeft toegelicht. Het verslag van de hoorzitting alsmede de beraadslaging
van de commissie zijn als bijlage toegevoegd.
Het bestemmingsplan kan nu vastgesteld worden. Wei stellen wij voor om een aantal
wijzigingen in het plan aan te brengen, zoals bij het te nemen besluit is aangegeven. Dit zullen
wij hiema nader toelichten.
Argumenten:
1.1. Het aangebrachte bos nabij de Jelsumerpoort is abusievelijk niet in het plan
meegenomen.
Staatsbosbeheer attendeerde ons op het feit dat het bos nabij de Jelsumerpoort niet inbestemd
is. Het betreffende gebied heeft in het ontwerpbestemmingsplan een agrarische bestemming.
Wij hebben geconstateerd dat het betreffende bos abusievelijk niet is inbestemd, een
agrarische bestemming is hier niet op zijn plaats. Daarom stellen wij voor deze omissie te
herstellen en het betreffende gebied alsnog als bos te bestemmen, conform het concept
voorschrift en deel plankaart in de bijlage.
2.1. De vrijstellingsmogelijkheden op de gebruiksbepaling binnen de bedrijfsbestemming zijn
deels overbodig.
Ten behoeve van de mogelijkheid om de bedrijfsbebouwing na beeindiging van de huidige
functie voor een andere functie te kunnen gebruiken hebben wij een wijzigingsbepaling in het
bestemmingsplan opgenomen (artikel 4, lid 8). Deze wijzigingsbepaling is mede opgenomen
naar aanleiding van de bedrijfsbeeindiging van het loonbedrijf Loonstra. Abusievelijk zijn
ook nog twee vrijstellingsbepalingen opgenomen, onder artikel 4, lid 7, sub b en c. Deze
verwijzen onder meer naar een lijst van bedrijven welke niet is toegevoegd. Wij stellen u voor
deze omissie te herstellen en artikel 4, lid 7, sub b en c te schrappen.
3.1. De bijgebouwenregeling binnen de bestemming Wonen is te ruim geformuleerd.
Mede naar aanleiding van het advies van de hoorcommissie Ruimtelijke Plannen stellen wij
voor de bijgebouwenregeling (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) binnen de
woonbestemming te wijzigen. Zoals u uit het verslag van de hoorcommissie kunt opmaken
vindt de commissie de bijgebouwenregeling te ruim geformuleerd, aangezien geen maximale
oppervlakte aan bijgebouwen is opgenomen. Dit zou met name op het perceel Bredyk 3
(Oevering) kunnen leiden tot vele vierkante meters aan bijgebouwen. Wij zijn het met de
hoorcommissie eens dat de regeling te ruim is geformuleerd en aanpassing verdient.
Wij stellen daarom voor de bijgebouwenregeling over te nemen zoals deze in december 2003
door de raad is vastgesteld. Daar wordt aan toegevoegd dat de bestaande oppervlakte aan
bijgebouwen is toegestaan indien deze meer bedraagt dan toegestaan, zodat de bestaande
loods van dhr. Oevering is inbestemd. Tevens blijft de mogelijkheid bestaan om deze loods
met 100 m2 uit te breiden (bij vrijstelling), zoals ook in het voorontwerpplan was opgenomen.
Dat betekent dat op het perceel van Oevering verder geen bijgebouwen meer kunnen worden
gerealiseerd.
4.1. Middels een wijzigingswet is wijziging van de strafbepaling noodzakelijk.
Op 30 juni 2004 is een Wijzigingswet in werking getreden (wijziging op Wet op de
Ruimtelijke Ordening en Wet op de Economische delicten) waarbij strafbare feiten die