Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
1Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een
inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de
bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een
wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beinvloeding van het milieu.
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
3. Het verbod is niet van toepassing op:
a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen of bedrij fsafvalstoffen;
b. het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;
c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als
onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het
verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of het
Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.
Artikel 26 Achterlaten van straatafval
1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken
van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of
soortgelijke voorwerpen.
2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van
gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke
voorwerpen.
Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
1Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te
doorzoeken en te verspreiden.
2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te
stoten, te schoppen of deze omver te werpen.
Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter
plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
a. een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk
zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;
b. zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige
constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of
voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;
c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder
geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de
naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover
kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal
onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen
of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of
een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.