15. oud
Artikel 43
1Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van
de raden van tenminste 2/3 deel van de gemeenten.
2. Een besluit tot opheffing van de regeling treedt niet eerder in werking dan
met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat, waarin het besluit
door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd.
3. In geval van opheffing wordt het Dagelijks Bestuur met de liquidatie van
de dienst belast. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de
raden gehoord, vastgesteld en behoeft goedkeuring van Gedeputeerde
Staten.
4. Ter uitvoering van de liquidatie blijft het Dagelijks Bestuur zo nodig na het
tijdstip van opheffing van de regeling in functie.
5. Een batig saldo komt ten bate, een nadelig saldo wordt naar verhouding
van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar,
voorafgaande aan het jaar waarop de regeling wordt opgeheven,
vastgesteld. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden
aangehouden de door het Centraal Bureau van de Statistiek bekend
gemaakte bevolkingscijfers.
§17 OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 44
1Deze gewijzigde regeling treedt in werking op de eerste dag van de
maand volgende op die waarin goedkeuring door Gedeputeerde Staten,
alsmede inschrijving in het daartoe bestemde register bij de provincie
heeft plaatsgevonden.
2. De leden van het Algemeen Bestuur die zitting hebben in dit bestuur ten
tijde van het in werking treden van deze gewijzigde regeling, alsmede
hun plaatsvervangers, worden door het restant van de zittingsperiode
geacht te zijn aangewezen door de raden uit hun midden, de voorzitter
inbegrepen.
Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur
in de vergadering van 1 december 1993.
W. Bijma, (wnd.-) voorzitter. B. Nijsingh, secretaris.
32