3De vaststelling van de waarde geschiedt overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220 tot en
met 220h van de Gemeentewet bedoelde belastingen.
Artikel 5 Belastingtarief
1De belasting bedraagt bij een waarde van minder dan 9.075 200,60
en
bij een waarde van 9.075 en daarboven bedraagt de belasting 200,60
vermeerderd met 2,60 promille
van het bedrag waarmee de waarde 9.075 te boven gaat.
2. Het bedrag van de belasting verkregen op basis van het gestelde
in het eerste lid wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond
op gehele euro's.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend
op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de laatste termijn twee
maanden later.
2. In afwijking van het le lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
incasso van de bankrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
3De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9 Nadere regels door het college van bnrgemeester en wethouders
De invordering geschiedt volgens de leidraad invordering. Het college van burgemeester en wethouders
kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.
Artikel 10 Kwijtschelding van belasting
Bij de invordering van de forensenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
2