van de infrastructuur er ook toe kan leiden dat bedrijven wegtrekken. Reclamant heeft grote twijfels of de regio ten noorden van Stiens de concurrentiestrijd met andere regio's aan kan gaan. Reclamant merkt op dat er thans ten noorden van Stiens geen files zijn. Volgens reclamant staan er ook geen ontwikkelingen op stapel die files in deze regio zullen veroorzaken. Volgens reclamant bestaat 95% van het verkeer tussen Leeuwarden en Stiens uit pendelverkeer van inwoners uit Stiens. Volgens reclamant zal de Noordwesttangent geen oplossing bieden voor het fileprobleem. De aanleg van de Noordwesttangent zal volgens reclamant slechts een vermindering van 13,7% van het verkeer op het wegvak Leeuwarden- Stiens opleveren. Dit komt overeen met een opmerking van de m.e.r.-commissie, die stelde dat een vermindering van 15% optreedt. Reclamant merkt op dat onduidelijk is wat de bron is van het getal van 2700 motorvoertuigen als sluipverkeer. Daarbij vraagt reclamant zich af of dit per etmaal is. Reactie Voor infrastructuur van de omvang van de Noordwesttangent bestaat geen wettelijke verplichting om een Maatschappelijk Kosten- Batenanalyse uit te voeren. Deze verplichting bestaat alleen voor projecten van nationaal belang. De effecten van het project zijn onderzocht in het kader van het MER. Op basis van deze integrate effectenstudie is door Provinciale Staten besloten om het onderhavige trace vast te stellen. Het beleidsdoel om het noordelijke deel van Fryslan beter bereikbaar te maken, wordt middels het onderhavige trace op de meest milieuvriendelijke en meest kosteneffectieve manier uitgevoerd. Ten aanzien van de ruimtelijk-economische effecten merkt indiener terecht op dat het complex is om vast te stellen hoe deze exact uit zullen kristalliseren. Uit empirisch onderzoek blijkt echter dat een verbetering van de bereikbaarheid positieve effecten heeft op economische ontwikkelingen in een regio. (Voor een Amerikaanse studie wordt verwezen naar Aschouwer (1989) voor een studie naar de Nederlandse situatie wordt verwezen naar Van de Vooren en Jetten (2001).) Over de omvang van deze effecten bestaat, zoals terecht wordt aangegeven, een discussie. In de studie 'Rondom Leeuwarden' is opgenomen dat 5% doorgaand verkeer is. Dit percentage is gebaseerd op een cordontelling. Het percentage heeft betrekking op het gemiddelde van alle invalswegen van Leeuwarden. Op de P.J. Troelstraweg blijkt dat hier 16% doorgaand verkeer zit en dat verder uit de modellen blijkt dat er veel doorgaand verkeer om de stad heen gaat. Als dit wordt samengevoegd blijkt dit overeen te komen met het percentage dat is genoemd in de reactie op het cijfer van de Commissie m.e.r. zoals dat opgenomen is in de Nota Inspraakreacties van het MER hoofdstuk 3.1 biz. 6. De verkeersreductie in 2015 is geen 15% op het wegvak Leeuwarden Stiens zoals door de Commissie m.e.r. wordt opgemerkt, maar 26%. Door het onderliggende gebied sluipen in 2015 bij ongewijzigd beleid 2700 auto's per etmaal. Dit is verkeer wat normaliter op het wegvak Leeuwarden - Stiens behoort te zitten, maar als gevolg van de congestie op dit wegvak altematieve routes kiest. Op de bij de inspraakreactie aangegeven tabel zijn alleen de provinciale wegen weergegeven. Hierdoor lijkt het alsof de Noordwesttangent een geringe verkeersafname tot gevolg heeft. De wegen waar het sluipverkeer op plaatsvindt, zijn echter wel opgenomen in het verkeersmodel. Het verkeersmodel laat zien dat de Noordwesttangent

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2006 | | pagina 23