In het tweede lid wordt het begrip 'beslissing' gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het
besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 25a Spreekrecht burgers
Burgers kunnen door gebruik te maken van de inspreekmogelijkheid invloed uitoefenen op de
besluitvorming door de raad.
Artikel 26 Stemverklaring
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde
termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven voor de
hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Artikel 27 Beslissing
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is
toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daama de te nemen
eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond
van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming
plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de
Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn
aangenomen.
Hoofdelijke stemming is ingevolge artikel 209, tweede lid Gemeentewet, verplicht bij het
aangaan van verplichtingen door de raad voordat de desbetreffende begroting of
begrotingswijziging is goedgekeurd.
De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst
van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een
raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In
alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen
zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of
haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze
vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.
In de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28
Gemeentewet afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit
in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van
belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn
er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de
verantwoordelijkheden in gemeenteraden.
In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Awb voorrang
boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Over de mogelijke gevolgen van de
uitspraak adviseert Minister Remkes in zijn beschouwing van 19 mei 2003:
"de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele
raadslid;
bij stemming heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens
aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in
het kader van een spontane vemietiging door de Kroon (artikel 268 Gemeentewet);