die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische
bedrijfsvoering.
3 Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde
adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege
waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en
omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college
een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van
onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische
verslechtering.
4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn,
worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.
5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in
het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.
6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.
Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid
1Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze
aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in
artikel 3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag
moet beoordelen.
2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mag
een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag
betrekking heeft.
Artikel 5. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur
of adviescommissie
1Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het
college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de
belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk
op de hoogte van de aanwijzing van:
a. een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of
b. meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.
2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden
als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na
de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een
verzoek tot wraking van een of meerdere adviseurs bij het college indienen.
3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde
termijn over een ingediend verzoek tot wraking van een of meerdere adviseurs.
Artikel 6. Werkwijze adviseur of adviescommissie
1Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking
hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de
adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.
2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie een of meer personen aan die de adviseur of
de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.
3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert een of meerdere
hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke
vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten,
onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te
verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of