Artikel 25 Deeiname aan de beraadslaging door anderen
1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de
raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de
beraadslaging.
2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden van de
raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde
agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 25a Spreekrecht burgers
1. Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende
maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.
2. Het woord kan niet gevoerd worden:
a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de
rechter openstaat of heeft opengestaan;
b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
c. indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon
worden ingediend.
3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor
de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres
en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.
4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de
volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.
5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de
spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter
kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter
of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de
burger.
Artikel 26 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft
ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.
Artikel 27 Beslissing
1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is
toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele
amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn
geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.
3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de
voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt
gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het
voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.
2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij
geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28
Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.
3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan
mededeling.
4. De voorzitter of de griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te
brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is
aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de
presentielijst.