Artikel 5 Het presidium
Het presidium heeft voornamelijk een procedurele rol, die vastgelegd is in artikelen in de
verordening. Uit praktisch oogpunt is ook de regie van enkele intern/organisatorische
kwesties bij het presidium neergelegd.
De taken zijn als volgt:
- het vaststellen van de vergaderfrequentie van de raad (art. 9)
- het vaststellen van de voorlopige agenda van de raad (art. 11)
- het uitnodigen van de wethouders voor de raadsvergadering (art. 12)
- het aanwijzen van de vaste zitplaatsen in de raad (art. 16)
- de wijze van afdoening van de ingekomen stukken (art. 20)
- het opstellen van voorstellen voor de procedure rond begroting, jaarrekening en
jaarverslag (art. 42 en 43)
- het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de
werkzaamheden van de raad.
Voorbeelden van onderwerpen die onder de laatst vermeide taak vallen: het initieren van
een aanpassing van het reglement van orde, het instrueren van de griffier en
aanbevelingen doen aan de raad ter bevordering van het dualiseringsproces.
Het presidium fungeert ook als forum voor het doen van vertrouwelijke mededelingen of
bespreking van politiek gevoelige zaken. In het reglement is geen aparte bepaling
opgenomen voor een seniorenconvent of fractievoorzitteroverleg.
Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt.
Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel
versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen
vergroten.
De griffier(of plaatsvervangend griffier) is bij de vergadering van het presidium
aanwezig, omdat de griffier (plv.griffier) voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij
moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.
De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat de secretaris aandacht moet
kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid
door de ambtelijke organisatie.
Artikel 6 gereserveerd
Afgezien is van vernummering van alle artikelen van het reglement i.v.m. de vele
kruisverwijzingen.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beediging; benoeming wethouders
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde
kennis van zijn benoeming (artikel VI Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij
ministeriele regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de
benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn
benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de
benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat
de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij
bekleedt, een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en
(indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van
artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven
moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode
(artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer
bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke
de geloofsbrieven onderzoek brengt schriftelijk verslag uit.