wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. Het presidium heeft de griffier
opgedragen voor elke raadsvergadering voorstellen te doen voor de behandeling van de
ingekomen stukken en deze behandelvoorstellen op te nemen op de lijsten van
ingekomen stukken en deze lijsten mee te zenden met de agenda en stukken voor de
raadsvergadering.
Een lid van de raad dat het woord wil voeren over 'ingekomen stukken' meldt dit onder
aanduiding van het onderwerp ten minste 12 uur voor aanvang van de vergadering
schriftelijk (e-mail) bij de griffier.
Artikel 21 Aantal spreektermijnen
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is,
kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke
spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een
portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede
termijn.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een
verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te
geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar
gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Artikel 22 Spreektijd
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan
stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De
voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de
vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties
toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang
van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog
zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet
belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij
niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis
af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.
Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de
wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De
voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het
woord worden ontzegd.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker
over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de
mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door
zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de
vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter
onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de
voorzitter om iemand het woord te ontnemen is een op feitelijk handelen gerichte
beslissing met een intern karakter. Dit is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. (JB 9
(2002) 138).
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of
afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat
betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel
49 van dit reglement.
Artikel 24 Beraadslaging
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in
onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste
lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.