Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging
noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.
Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen,
meebrengen, dat een onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Artikel 34 Moties
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een
motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken
van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van
instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een
verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht;
een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn
burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering
ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden
tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn
consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat
over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie
over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen,
maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking
heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp
vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel
36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de
vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook
individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat
wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook
het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De
mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste
van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.
Artikel 35 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een
voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging,
besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel
32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft
bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een
niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te
worden (artikel 36).
Artikel 36 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar
raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of
ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief
toegekend.
In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit
artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een
verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van
artikel 36 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel
147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling
voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan
het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor -
in aanvulling op de eerste drie leden voorschriften.
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en
controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele
raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een
effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid