zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van
drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening
van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden
worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende,
vertegenwoordigende en budgettaire functie.
Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de
agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda,
nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele
raadslid om op grond van artikel 7, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda
toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te
geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of
onderwerp te behandelen, is dit in het derde lid opgenomen. Een initiatiefvoorstel hoeft
formeel niet langs het college, maar in geval het voorstel personele (en financiele)
consequenties heeft kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor
te leggen voor advies. De stuurgroep Leemhuis heeft in het evaluatierapport dualisering
de aanbeveling gedaan om het college de beleidsvoorbereiding te laten doen en om de
rol van het college bij initiatiefvoorstellen te versterken. De VNG vindt het niet nodig om
op dit punt de Gemeentewet te wijzigen en het college bij initiatiefvoorstellen een rol te
geven. De positie van de raad, in haar kaderstellende rol is het uitgangspunt. De
tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding is
evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol
van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel
tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties.
Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde
een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het vierde lid worden
vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang
van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is
met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang
(bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het
terugtrekken uit een publiek-private samenwerking die gericht is op het renoveren van
achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een
parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is
gemaakt).
Het kamerlid Kalsbeek heeft de minister van BZK vragen gesteld over het initiatiefrecht.
De minister heeft aangegeven: "Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele
raadsleden en raadsminderheden het recht moeten hebben om onderwerpen op de
agenda van de raad te plaatsen maar het houdt in dat zij in beginsel invloed moeten
kunnen hebben op de agenda. Het is immers aan de raad om, aan het begin van de
raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan
ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel
raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan
zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid
die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de raadmeerderheid niet
wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren".
Artikel 37 Collegevoorstel
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die
een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college
heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het
college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is
dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier
toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander
voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of
een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college
zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een
verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer