Yanuit deze constatering is opnieuw overleg gevoerd met de provincie. Dat heeft tot het
volgende geleid:
a. Het is van belang om de besluitvorming binnen colleges en raden zo spoedig en zo
voorspoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Vanuit dit belang is de provincie bereid
mee te gaan in een tijdelijk andere financieringsverhouding. Uitgangspunt is en
blijft echter de verhouding 15% gemeenten 30% provincie oftewel 1 2 zoals ook
verwoord in het voorstel van 20 april.
b. Als tijdelijk andere financieringsverhouding wordt voorgesteld: Provincie 1.972
500 2.472 en gemeenten 1.686 - 500 1.186. De 1.186 voor de gemeenten wordt
gedekt uit 180 leges zodat aanvullend nog 1.006 nodig is. Per gemeente levert dat het
volgende beeld op:
nu gevraagd
Linksom/rechtsom
Het
Bildt
28,750%
289
-178
Ferwerd
8,125%
82
-50
Lwrdn
10,000%
101
-62
Lwrddeel
28,750%
289
-178
Menaldum
18,125%
182
-112
Tytsjerkst
6,250%
63
-39
1.006
-620
111
31
39
111
70
24
c. Voorwaarde is dan wel dat de eerste 1 milj. aanbestedingsvoordelen in het totale
project naar de provincie vloeien. Dit om de verhouding 1 2 weer te bereiken.
Toelichting
Gezien de marktomstandigheden mogen er een aanzienlijk aanbestedingsvoordelen worden
verwacht bij het op de markt brengen van de NER-onderdelen. Die kunnen deels worden
benut om de aanvullende bijdragen van provincie en gemeenten naar beneden bij te stellen.
Echter, het vooraf al inboeken van dergelijke voordelen is niet wenselijk. Tegelijkertijd is het
afwachten van de aanbestedingsprocedures, om zodoende zekerheid te krijgen over de
omvang van de voordelen ook niet wenselijk. Dat zou immers betekenen dat we nog maanden
moeten wachten voordat de gemeentelijke besluitvorming plaats kan vinden. Om die redenen
is de provincie bereid een tijdelijk andere financieringsverhouding te accepteren. Daarbij
wordt de gemeentelijke aanvullende bijdrage verlaagd met 500 ten laste van de provincie. Dit
trekt echter de verhouding 1 2 scheef. Zodra de aanbestedingsvoordelen daadwerkelijk
optreden wordt die verhouding dan ook hersteld. Dat herstellen vraagt een bedrag van 1.000
wat ten gunste van de provincie komt (immers de gemeentelijke daling van 500 (=1) staat tot
een provinciale daling van 1.000 (=2)).
De eindstand komt dan uit op:
- gemeenten €1.600.000 destijds al bijgedragen 930.000 cofmanciering RiA nu nog
(1.686.000 -500.000) aanvullend 3.716.000