5
2. Zij geeft gevraagd en ongevraagd aan het bestuur alle informatie en inlichtingen die voor een juiste
beoordeling van die taakuitvoering nodig is.
3. Vervallen.
4. Een lid van het presidium kan door het bestuur van zijn opdracht worden ontheven, indien dit lid het
vertrouwen van het bestuur niet meer bezit.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor de door hem verrichtte
taken.
1Het bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste
beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid en taakuitvoering nodig is.
2. Het bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer
leden van die raden worden verlangd.
1. Een lid van het bestuur verschaft de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de
Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die voor die raad of door een of meer leden van die raad
worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
2. Een lid van het bestuur is de raad die dit lid heeft aangewezen, met inachtneming van artikel 16 van de Wet
gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid
en taakuitvoering en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
3. Een lid van het bestuur kan door de raad, die hem heeft aangewezen, worden ontslagen, indien dit lid het
vertrouwen van de raad niet meer bezit.
Hoofdstuk 8: Het personeel
1De dienst kan personeel aanstellen. De rechtspositie van het personeel wordt vastgesteld door het
bestuur. Op het personeel van de dienst is de Collectieve arbeidsvoorwaarden regeling voor het
gemeentepersoneel en de Uitwerkingsovereenkomst van toepassing.
2. Met betrekking tot de toepassing van arbeidsvoorwaarden, welke buiten de kaders van de in het voorgaande
lid genoemde regelingen vallen, wordt door het bestuur beslist.
3. De aanstelling, schorsing en ontslag van personeel dat wordt beloond beneden het niveau van fimctieniveau
12 geschiedt namens het bestuur door de directeur. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel dat wordt
beloond op fimctieniveau 12 en hoger geschiedt door het bestuur.
Hoofdstuk 9: Het bcleidsplan en het beleidsverslag
1Het bestuur stelt voor elk kalendeij aar een beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 110 1e lid onder a
van de Gemeentewet, vast, nadat de raden zijn geconsulteerd. Het beleidsplan heeft betrekking op de uitvoering
van de taken genoemd in artikel 5.
2. Het ontwerp beleidsplan wordt door het bestuur ter advisering aan de raden toegezonden. Deze zullen hun
opvattingen ter zaken door tussenkomst van de door die raden aangewezen bestuursleden aan het bestuur
mededelen.
3. Indien de raad van een gemeente ten aanzien van een bepaald in het beleidsplan vastgesteld onderwerp, een
eigen beleid wenst te voeren, dat afwijkt van het beleid welke het bestuur en de overige deelnemende gemeenten
met betrekking tot dit onderwerp, in meerderheid voorstaan, wordt dit afwijkende beleidsstandpunt als bijlage bij
het beleidsplan opgenomen.
Artikel 17: Extern: bestuur aan de raden
Artikel 18: Extern: individuele leden van het bestuur
Artikel 19: Personeel
Artikel 20: Beleidsplan
Voorstel tot wijziging GR - juni 2009