Een planindiener zal bij een "klein bouwplan" in eerste instantie kijken naar de sneltoetscriteria
welke onderdeel zijn van de welstandsnota. Zo'n klein bouwplan betrefit meestal een lichte
bouwaanvraag. De sneltoetscriteria geven voldoende informatie aan de planindiener om na te
gaan of zijn bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Wil een planindiener een "groter bouwplan" dan betrefit dit meestal een reguliere
bouwaanvraag. De sneltoetscriteria zijn dan niet van toepassing. De in de nota opgenomen
gebiedscriteria zijn dan de toetsingkaders.
Een uitgewerkt bouwplan wordt dan, eventueel in de vorm van een principeaanvraag, aan de
welstandscommissie voorgelegd, die het beoordeelt op grond van de gebiedsgerichte en de
algemene welstandsaspecten.
Voor bouwplannen die niet voldoen aan de sneltoetscriteria gelden de gebiedsgerichte en/of
objectgerichte criteria. Deze welstandscriteria zijn minder 'objectief dan de criteria voor veel
voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die
ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in
een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie, dit wordt zeker
aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.
De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om
bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, te weren. Dat is primair de bedoeling van het
welstandstoezicht. Maar veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden
gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn
omgeving. In zo'n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte
welstandscriteria ontoereikend zijn.
Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schrifitelijk en gemotiveerd advies van de
welstandscommissie, afwijken van deze welstandscriteria. Dit wordt aangeduid als
zogenaamde hardheidsclausule. De omschrijving hiervan luidt:
'Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats is al dan niet in strijd met
redelijke eisen van welstand - beoordeeld naar de criteria, conform art. 12 van de Woningwet
en verwoord in de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota indien Burgemeester en
Wethouders daartoe op basis van een gemotiveerd advies besluiten.'
Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat de gemeente hogere eisen stelt aan de
zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van
zijn omgeving onderscheidt.
HOOFDSTUK 1
1. Beleidsbenaling. narticipanten en procedures
Gezien de bestuurlijke en juridische hardheid van de verschillende plannen zal gewaakt moeten
worden voor een welstandsnota die 'strenger' is dan het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken 'voor
zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'. Datgene dat door het
bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt kan niet door welstandscriteria worden
tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte
van het bestemmingsplan en wordt exclusief in de welstandsnota geregeld.