Indien de gemeente besluit model B te hanteren dan zal er sprake moeten zijn van kostentoerekening
tussen de beide heffingen. Zeker in de kosten van afvoer van afvalwater en afvoer van hemelwater zit
een groot arbitrair gedeelte. Het is van belang dat uit de kostentoerekening controleerbaar is en dat
duidelijk wordt dat de gemeente geen kosten twee keer meeneemt.
In ons geval is gekozen om de heffing niet te splitsen (model A).
6. Jurisprudentie
Vanzelfsprekend is er op het moment van schrijven van deze toelichting nog geen jurisprudentie
gewezen op basis van de nieuwe rioolheffing. Toch wordt in deze toelichting verwezen naar
jurisprudentie. Daarbij moet wel worden bedacht dat de jurisprudentie is gewezen voor de oude
rioolrechten of andere (lokale) belastingen. Daar waar in de toelichting bij de artikelen verwijzingen
naar jurisprudentie staan, zijn wij van mening dat deze jurisprudentie haar betekenis in het licht van de
nieuwe rioolheffing niet heeft verloren. Voor de exacte interpretatie van de individuele uitspraken
moeten echter steeds de verschillen tussen de betreffende heffing en de rioolheffing worden
meegewogen. Het belangrijkste verschil tussen de rioolrechten en de rioolheffing is dat er geen sprake
meer is van een retributie maar van een bestemmingsbelasting. De link tussen het individuele profijt
en de heffing is hierdoor belangrijk minder stringent geworden. Dit element zal met name spelen bij
de gewijzigde interpretatie van het begrip aansluiting, dat hierboven is toegelicht.
7. Kwijtschelding van belastingen
Van de rioolheffmg(en) kan gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend, indien de
belasting niet anders dan met buitengewoon bezwaar kan worden betaald.
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Aanhef
De aanhef van de verordening rioolheffing geeft aan dat de rioolheffing is gebaseerd op artikel 228a
van de Gemeentewet, zowel voor de heffing wegens het hebben van een aansluiting op de
gemeentelijke riolering als voor de heffing wegens het afvoeren van water.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de opzet van de verordening is gekozen voor het opnemen van een artikel dat
begripsomschrijvingen bevat.
In onderdeel a is aangegeven dat onder perceel wordt verstaan een roerende of een onroerende zaak. In
de verordening rioolrechten wordt hiervoor de term eigendom gebruikt. Met de wijziging naar de term
perceel is geen inhoudelijke wijziging beoogd. De reden voor de keuze van de term perceel is gelegen
in het feit dat deze term ook wordt gebruikt in de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke
watertaken.
In de meerderheid van de gevallen zal onder het begrip perceel een onroerende zaak vallen. De
verordening beoogt echter ook roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten in
de heffing te betrekken. Bij roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten kan
bijvoorbeeld worden gedacht aan caravans, woonboten en niet-onroerende zomerhuisjes.
Dat ook een zelfstandig gedeelte van een onroerende of roerende zaak een perceel is hangt samen met
het bepaalde in artikel 4. Door een zelfstandig gedeelte ook te omschrijven als een zelfstandig perceel
vindt het belastbaar feit plaats per zelfstandig gedeelte.