In onderdeel b is aangegeven dat onder gemeentelijke riolering in feite alle voorzieningen vallen die worden getroffen ter nakoming van de zorgplichten. De mogelijke voorzieningen zijn legio en bevatten een veel ruimer scala dan het klassieke rioleringsbegrip. Dat toch voor de term gemeentelijke riolering is gekozen hangt samen met de naamgeving die de formele wetgever heeft gekozen voor de heffing: rioolheffmg. Onderdeel c van dit artikel bepaalt dat onder het begrip water alle verschillende soorten water vallen. In de zorgplichten van artikel 228a worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer en behoeven in de verordening rioolheffmg geen nadere toelichting. Artikel 2 Aard van de belasting Dit artikel is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat de heffing bedoeld is om de kosten van de zorgplichten te verhalen die zijn opgesomd in artikel 228a van de Gemeentewet. Tevens blijkt uit dit artikel dat het gaat om de totale kosten van de beide zorgplichten. Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht De rioolheffmg kan worden geheven van zowel de eigenaren als de gebruikers van percelen. In de toelichting bij de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken staat dat de wetgever de bestaande praktijk dat de belasting zowel van de eigenaar als de gebruiker kan worden geheven wil voortzetten. Voor de oude rioolrechten heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 5 maart 1980, nr. 19 441, BNB 1980/103 (Rotterdam) beslist dat onder gebruik van de riolering mede het genot van de aansluiting voor de eigenaar kan worden begrepen, nu de aansluiting de gebruikswaarde van het eigendom voor de eigenaar verhoogt. Ook in latere arresten heeft de Hoge Raad in gelijke zin beslist (HR 24 oktober 1984, nr. 22 429, BNB 1985/58, Belastingblad 1985, biz. 6 (Havelte), HR 15 juli 1986, nr. 23 881, BNB 1986/263, Belastingblad 1986, biz. 583 (Zutphen) en HR 12 januari 1994, nr. 29 597, BNB 1994/84, Belastingblad 1994, biz. 270 (Bussum). Hof Amhem heeft uitgebreid gemotiveerd beslist dat alleen van eigenaren kan worden geheven. De andersluidende beslissing van rechtbank Amhem is door het hof van tafel geveegd (Hof Amhem 9 oktober 2007, LJN: BB5160, vng- 2447 (Nijmegen)). Tegen deze uitspraak is overigens wel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in een aantal zaken geoordeeld dat de heffing van een afvoerrecht van enkel de grote lozers is toegestaan. Daarbij moet het aandeel van de te verhalen kosten bij de grote lozers evenredig zijn met hun aandeel in de totale hoeveelheid geloosd afValwater. Zie hiervoor de uitspraken van de Hoge Raad van 10 december 2004, nr. 36804, LJN: AF7508 (Delft) en LJN: AF7510 (Delft); AF7505 (Zoetermeer); AF7514, AF7516, Af7517 (Eindhoven); AF7523 en AF7524 (Leiden); AF7336 (Rotterdam). Bij deze uitspraken moet wel bedacht worden dat het oude rioolrecht gericht was op het verhalen van de kosten van het transport van afvalwater. Indien de gemeente in meer dan bijkomende mate kosten verhaalt die gepaard gaan met hemel- en grondwater kan het minder gewenst zijn deze kosten enkel te verhalen op de grote lozers van (bedrijfs)afvalwater. De vast te stellen verordening komt er anders uit te zien in het geval de gemeente slechts van een van de genoemde belastingplichtigen wil heffen. Indien de gemeente kiest voor een heffing uitsluitend van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel (eerste lid, onderdeel a), dan zullen alle bepalingen die betrekking hebben op de gebruiker van een perceel of het gebruik van het perceel kunnen vervallen. Kiest de gemeente voor een heffing uitsluitend van de gebruiker van een perceel, dan kunnen alle bepalingen vervallen die betrekking hebben op de heffing die wordt geheven

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2009 | | pagina 41