niet-woningen is dit uiteraard niet mogelijk. Daar - maar ook bij woningen - kan bijvoorbeeld de
administrate van nutsbedrijven een hulpmiddel zijn. Ook het handelsregister kan uitkomst bieden.
Tweede lid, onderdeel b
In onderdeel b gaat het om het gebruik van een niet-zelfstandig gedeelte van een perceel, waarop het
bepaalde in artikel 4 van de verordening geen toepassing vindt. In artikel 4 gaat het om de kleinste
zelfstandig bruikbare eenheid, terwijl hier sprake is van een niet-zelfstandig gedeelte van een perceel.
De uitsluiting van het bepaalde in artikel 4 is alleen voor de duidelijkheid in de onderhavige bepaling
opgenomen. Onderdeel b ziet op de situatie dat de degene die een of meer gedeelten van het perceel
voor gebruik afstaat, maar, naar de omstandigheden beoordeeld, zelf wel van het perceel gebruik blijfit
maken. Te denken valt aan de situatie waarin de kamers van een studentenhuis in gebruik worden
afgestaan. Iedere kamer heeft een aansluiting op de riolering zodat vanuit iedere kamer afvoer van
afValwater mogelijk is en die afvoer ook feitelijk geschiedt. Omdat geen kamer als zelfstandig gedeelte
kan worden aangewezen (artikel 4) wordt het gebruik nu toegerekend aan de gebruiker van een
gedeelte van het studentenhuis die de andere kamers in gebruik heeft afgestaan. Indien de verhuurder
van de kamers zelf geen gebruik maakt van een gedeelte van het studentenhuis, kan hij niet worden
aangemerkt als gebruiker van het studentenhuis, maar moet een van de studenten worden aangewezen
op grond van vastgestelde beleidsregels.
Zoals reeds in de toelichting bij het tweede lid is aangegeven, moet de gemeente indien zij de vrijheid
heeft in de keuze van de belastingplichtige, handelen op basis van een vastgesteld en bekendgemaakt
beleid.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
In dit artikel is bepaald dat, indien gedeelten van een perceel zelfstandig kunnen worden gebruikt, de
rechten ter zake van ieder afzonderlijk gedeelte worden geheven. Bedoeld worden dan gedeelten die
ieder als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld de woning in
een flatgebouw). De Hoge Raad oordeelde dat zelfstandige gedeelten die geen directe of indirecte
aansluiting op de riolering hebben omdat de sanitaire voorzieningen zich bijvoorbeeld in een
gemeenschappelijk deel bevinden niet in de heffing kunnen worden betrokken (Hoge Raad 29 juni
2007, nr. 40932, LJN: BA8046, vng-2320 (Alblasserdam)).
Wanneer dergelijke gedeelten, die naar bidding zijn bestemd om ieder als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt, toch gezamenlijk als een geheel worden gebruikt, dan wordt de belasting ter zake
van de gezamenlijke gedeelten geheven, waarbij die gezamenlijke gedeelten dan als een perceel
worden aangemerkt. Een dergelijk geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij woonhuizen die vroeger
in twee of meer zelfstandige gedeelten werden gebruikt, maar nu, zonder dat de indeling is gewijzigd,
als een geheel worden gebruikt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel dat een aansluiting heeft op de riolering.
Hierbij wordt geen rekening gehouden met het aantal aansluitingen dat een eigendom heeft op de
riolering. Voor het eigenarendeel wordt er van uitgegaan dat de hogere gebruikswaarde van het
eigendom wordt veroorzaakt door het aangesloten zijn op de gemeentelijke riolering (HR 1 februari
1984, nr. 22.243, BNB 1984/129, Belastingblad 1984, biz. 176 (Vinkeveen en Waverveen). In het
arrest HR 9 maart 1994, nr. 28.934, BNB 1994/ 140, Belastingblad 1994, biz. 339 (Boamsterhim)
achtte de Hoge Raad een tariefdifferentiatie tussen woningen en bedrijven toelaatbaar. De Hoge Raad
kende bij zijn oordeel echter betekenis toe aan het feit dat het ging om lage tarieven.
Woningbouwverenigingen of beleggingsmaatschappijen beschikken vaak over een groot aantal
eigendommen. In dat geval kan het college van burgemeester en wethouders met toepassing van