3.2. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
Per 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking getreden.
Deze Wet decentraliseert verantwoordelijkheden van het Rijk naar de gemeenten. Een groot
deel van de gemeentelijke verantwoordelijkheden met een aantal nieuwe taken worden hierbij
in een wettelijk kader samengebracht. De WMO maakt gemeenten meer verantwoordelijk
voor maatschappelijke ondersteuning, omdat zij beter dan de Rijksoverheid zicht hebben op
de plaatselijke situatie. Het doel van de WMO is het meedoen van alle burgers aan alle
facetten van de samenleving. De prestatievelden van de WMO raken veelal aan onderwerpen
die ook in de lokale gezondheidszorg van belang zijn.
Relatie tussen de WPG en de WMO
De relatie tussen de WPG en de WMO kan het best worden omschreven als die van twee
naast elkaar fungerende pijlers, met als overstijgend doel het bevorderen van de kwaliteit van
leven van burgers. De WPG richt zich op het bevorderen en het beschermen van de
gezondheid van groepen uit de bevolking; de (nog) gezonde burgers. De WMO richt zich
zowel op groepen uit de bevolking als op individuele burgers. De WMO is er voor om burgers
(ook met een fysieke, sociale of psychische beperking) te laten deelnemen aan de
maatschappij. Gezondheid in brede zin speelt dus ook een belangrijke rol bij de WMO.
Mensen die deelnemen aan de maatschappij voelen zich gezonder, zo blijkt uit verschillende
onderzoeken. Andersom maakt een goede gezondheid deelname aan de maatschappij weer
mogelijk. Beide wetten hebben uiteindelijk een overstijgend doel in zich, namelijk het
bevorderen van de kwaliteit van leven. De relatie tussen de WPG en de WMO geeft inzicht in
het belang van preventie. Om problemen met betrekking tot de uitvoering van de WMO te
voorkomen, moeten problemen vroegtijdig in beeld worden gebracht en preventief worden
aangepakt. Veel gezondheidswinst is te behalen wanneer men vroeg in een (ziekte) proces
ingrijpt en de gezondheid bevordert. Om te voorkomen dat te veel inwoners een beroep op de
WMO-voorzieningen doen en de gemeente om financiele redenen de aandacht op individuele
voorzieningen richt, is het van belang dat gemeenten investeren in de preventietaken binnen
de beide wetten, de (collectieve) preventieactiviteiten die voorafgaan aan cure en care.
In dit kader heefit deze notitie duidelijke raakvlakken met het op 30 oktober 2008 door de
gemeenteraad vastgestelde WMO-Beleidsplan 2008 - 2011 "Samen op weg naar een
zorgzame samenleving".
3.3. Preventief jeugdbeleid
De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het preventieve jeugdbeleid is gebaseerd op een
aantal wetten, te weten de WPG, de Leerplichtwet, de Wet op de Jeugdzorg, etc. De Wet op
de Jeugdzorg legt de regie voor de niet gei'ndiceerde (voorliggende of preventieve) zorg bij de
gemeente. In het Bestuursakkoord tussen het Rijk en de gemeenten van 6 juni 2007 is
afgesproken dat iedere gemeente voor 1 januari 2012 tenminste een Centrum voor Jeugd en
Gezin realiseert.
Vanuit het vorenstaande heeft deze notitie dan ook duidelijke raakvlakken met de op 27
augustus 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Kademotitie integraal gemeentelijk
jeugdbeleid Leeuwarderadeel "Jeugd, de toekomsf
3.4. Andere beleidcterreinen
In hoofdstuk 2 van deze notitie worden een aantal factoren genoemd die van invloed zijn op
de gezondheid, waaronder de fysieke en sociale omgeving en de leefstijlfactoren.