Verpachtingsvoorwaarden staanplaatsen kermisinrichtingen Artikel 7 Toewijzen staanplaats door b&w Voor een aantal vergunningen is het om dwingende redenen van algemeen belang niet wenselijk dat daarop de lex silencio van toepassing is. Tot uiterlijk 1 januari 2012 moeten decentrale overheden uitzonderingen op het principe van de lex silencio positivo voor autonome decentrale vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de Dienstenwet vallen, expliciet in die regelgeving hebben vastgelegd. Daarbij moet steeds worden gemotiveerd om welke dwingende redenen van algemeen belang hier geen lex silencio kan gelden. Wanneer op 1 januari 2012 vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van de Dienstenwet vallen niet expliciet zijn uitgezonderd van het principe van de lex silencio, dan geldt het principe automatisch. Argumenten: In bijlage 1 is aangegeven dat een lex silencio niet wenselijk is voor een aantal van bovengenoemde vergunningstelsels gelet op dwingende redenen van algemeen belang. Ten aanzien van deze vergunningstelsels wordt dan ook voorgesteld de desbetreffende verordeningen op die wijze aan te passen dat de lex silencio buiten toepassing wordt verklaard. Per vergunningstelsel is een nadere motivering gegeven om welke dwingende redenen van algemeen belang dient te worden afgezien van de lex silencio. Voor de AfValstoffenverordening geldt dat in de laatste wijziging van deze verordeningen de lex silencio al is uitgezonderd voor wat betreft deze vergunningstelsels. Deze behoeft dan ook geen nadere aanpassing. In deze verdient het begrip dwingende redenen van algemeen belang nog een nadere toelichting: In artikel 1 van de Dienstenwet worden dwingende redenen van algemeen belang omschreven als redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Het begrip dwingende reden van algemeen belang is gaandeweg door het Europese Hof van Justitie ontwikkeld in zijn rechtspraak betreffende de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag en kan zich nog verder ontwikkelen. Het begrip omvat op dit moment ten minste de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, als bedoeld in de artikelen 46 en 55 van het Verdrag; handhaving van de maatschappelijke orde; doelstellingen van het sociaal beleid; bescherming van afnemers van diensten; consumentenbescherming; bescherming van werknemers, met inbegrip van de sociale bescherming van werknemers; dierenwelzijn; handhaving van het financieel evenwicht van het socialezekerheidsstelsel; voorkoming van fraude; voorkoming van oneerlijke concurrentie; bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, met inbegrip van stedelijke en rurale ruimtelijke ordening; bescherming van schuldeisers; waarborging van een deugdelijke rechtsbedeling; verkeersveiligheid; bescherming van intellectuele eigendom; culturele beleidsdoelen, met inbegrip van het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder ten aanzien van de sociale, culturele, religieuze en filosofische waarden van de maatschappij; de noodzaak om een hoog niveau van onderwijs te waarborgen, behoud van de diversiteit van de pers en bevordering van de nationale taal; behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en veterinair beleid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2011 | | pagina 106