stimulansen of aftrekposten. De reden hiervan is dat de toepassing van de subsidietitel
moeilijk te verenigen is met de systematiek van de belasting- of premieheffmg.
Uitgezonderd: uitkeringen aan doelgroepen
Sociale zekerheidswetgeving kent veel bepalingen, waarin de toepassing van de subsidietitel
op de betreffende uitkering wordt uitgesloten. In beginsel voldoen de uitkeringen of toeslagen
met betrekking tot bijzondere bij stand, subsidies voor gehandicapten met het oog op
bijvoorbeeld woningaanpassing of (re-)integratie in een arbeidsorganisatie, aan de
subsidiedefmitie van artikel 4:21 Awb. Desondanks heeft de wetgever er voor gekozen om
dergelijke uitkeringen van de toepasselijkheid van de subsidietitel uit te sluiten.
Ook financiele tegemoetkomingen als studiefinanciering en huurtoeslag zijn lastig te duiden.
Enerzijds zien zij op het verrichten van een bepaalde activiteit (studeren respectievelijk het
kunnen bewonen van een bepaalde woning, hoewel de inkomsten daartoe niet toereikend
zijn), terwijl zij anderzijds het karakter hebben van een aanvullende inkomensvoorziening. De
Awb-wetgever heeft bepaald dat dit laatste element overheerst. Mede om praktische redenen
(voor beide voorzieningen bestond al een uitgebreide, wettelijke regeling) is daarop
uitdrukkelijk bepaald dat de subsidietitel niet van toepassing is op deze voorzieningen. Er is
voor gekozen om voomoemde uitzonderingen niet in de Awb zelf op te nemen, maar in de
desbetreffende wetten.
Aangewezen: bekostiging van het onderwijs en onderzoek
Het vierde lid van artikel 4:21 Awb geeft aan dat de subsidietitel van de Awb van
overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Het begrip
'bekostiging' bevat volgens de MvT (blz.38, zie noot 2) 11 de reguliere geldstromen voor de
instandhouding van de onderscheiden onderwijssoorten, oftewel: de verzuiling. De MvT geeft
aan dat, in verband met de eigen aard van de onderwijswetgeving, die samenhangt met de
regeling van artikel 23 Grondwet (over de vrijheid van onderwijs), het vierde lid van artikel
4:21 Awb bepaalt dat de subsidietitel niet rechtstreeks, maar van overeenkomstige toepassing
is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Volgens de MvT wordt op deze manier
zoveel mogelijk recht gedaan aan enerzijds de bijzondere constitutionele positie van het
onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Awb om de bestuurlijke wetgeving zoveel
mogelijk te harmoniseren.
Benaming van subsidies
Exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, projectsubsidie, incidentele
subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie, budgetsubsidie: in de praktijk verzinnen
beleidsmakers allerlei benamingen voor de verschillende soorten subsidies. De juridische
betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de
subsidietitel van de Awb immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet
van de benaming of de financiele verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals
omschreven in artikel 4:21 Awb.
De Awb fungeert slechts als basisregeling en biedt veel beleidsvrijheid aan de opstellers van
bijzondere subsidieregelingen en subsidiebeschikkingen. Het is echter de vraag of een
veelvoud aan benamingen de praktijk ten goede komt. In dit model Algemene
subsidieverordening is gekozen voor twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse
subsidies. Deze benamingen zijn minder strikt dan op het eerste gezicht lijkt en pogen louter
11 blz.38, zie noot 2